Het weer raakt iedereen
De storm die in januari 1990 over Nederland raasde, was voor Harry Geurts de vuurdoop bij het KNMI in De Bilt. Hij was nog maar net begonnen als persvoorlichter toen zich een mogelijke orkaan aandiende. Hoewel ervoor werd gewaarschuwd overviel de storm veel mensen toch. „De communicatie moest voortaan beter.”
Geurts (1952) woont in Bilthoven, op een paar kilometer van het KNMI, waar hij 38 jaar werkte. Als het weer het maar even toeliet pakte hij de fiets om naar zijn werk te gaan. „Ik geniet ervan om buiten te zijn. De omgeving hier is prachtig.”
De weerman vond het altijd heerlijk om zaken die te maken hebben met het weer in eenvoudige woorden toegankelijk te maken voor het grote publiek. „Dat was nog best een uitdaging, want de meteorologie is een ingewikkelde en exacte wetenschap van cijfers en data. Bovendien wordt er veel jargon gebruikt. Maar het weer raakt iedereen, het is een dankbaar gespreksonderwerp.”
Na zijn pensionering in 2018 besloot Geurts zijn weerkundige kennis in een boek samen te vatten. Bij uitgeverij Van Wijnen in Franeker verscheen dit voorjaar ”Weerspiegeld. Het weer nader verklaard”, een informatief boek met weerafbeeldingen uit de collectie van het Rijksmuseum. „Je kunt deze uitgave zien als de samenvatting van mijn werkzame leven”, zegt Geurts. „Ik leg dingen uit en vertel ook over de geschiedenis van de weerswaarneming. In een apart hoofdstuk ga ik in op het weer in de muziek, dat vind ik een heel boeiend onderwerp.”
Waar komt uw belangstelling voor het weer vandaan?
„Die is aangeboren. Mijn vader stimuleerde mijn belangstelling; we keken samen naar de wolken en hij vertelde me van alles over het weer. Ik vond het geweldig wat er allemaal in de lucht gebeurde. Op een gegeven moment ging ik zelf weergegevens bijhouden. Als 10-jarige had ik al een eigen weerstationnetje in de tuin van ons huis aan de rand van Nijmegen. Ik maakte allerlei tabellen met cijfers, maar wilde ook het verhaal erachter vertellen. Daarom maakte ik maandelijks een verslag van het weer en schreef ik ook jaaroverzichten. Dat vond ik heerlijk om te doen.
Ik wilde van jongs af al weerman worden bij het KNMI. Al mijn spreekbeurten gingen over het weer. Ik bedacht in die tijd ook een systeem om het weer een cijfer te geven, vergelijkbaar met de rapportcijfers op school: een 10 voor de mooiste dag met veel zon, weinig wind en droog weer; een 0 voor hondenweer met langdurig regen en harde wind. De populaire weerman Jan Pelleboer nam dit gebruik bij zijn weerpraatjes over.
Veel indruk maakte de winter van 1963 op me, de strengste die ooit is gemeten. De Waal was helemaal dichtgevroren, ik ben er zelfs overheen gewandeld. Overal lagen bergen sneeuw, de melkboer kwam niet meer langs en ik leerde schaatsen op Friese doorlopers. Mijn vader had het grasveld in onze tuin met sneeuwwallen afgezet en onder water laten lopen. De hele buurt kwam schaatsen. Het was een unieke situatie; drie maanden lang lag er sneeuw, het bleef maar wit.”
U hebt in uw boek nadrukkelijk oog voor de gevaarlijke kanten van het weer. Komt dat voort uit uw werk bij het KNMI?
„Het KNMI is er, behalve voor de prognoses, vooral om mensen te waarschuwen als er gevaarlijk weer op komst is. Mijn loopbaan als weerman valt samen met de ontwikkeling van het waarschuwingssysteem. De storm van 25 januari 1990 gaf daar een belangrijke impuls aan. Er vielen toen zeventien doden in ons land en het openbare leven raakte volledig ontwricht. Het KNMI had de waarschuwingen opgeschaald naar windkracht 12, een zeldzaamheid in Nederland. Maar de ernst van de situatie drong onvoldoende tot de mensen door. Dat was de aanleiding om de voorlichting te verbeteren. Uiteindelijk leidde dat tot het gebruik van de kleurcodes groen, geel oranje en rood, het zogenoemde weeralarm.
Ook in de rest van Europa wordt op die manier het weeralarm gehanteerd. Het Europese weeralarm is te vinden op de meteoalarm.org, een website waarin de KNMI’s van Europa samenwerken. De communicatie van weerswaarschuwingen in de verschillende landen leidde vooraf overigens tot boeiende discussies tussen de verschillende weerinstituten. Een hittealarm bij 30 graden is in Spanje niet zo zinvol en in IJsland hoeft er niet te worden gewaarschuwd als er in de winter 20 centimeter sneeuw gaat vallen. Per land moet er maatwerk worden geleverd. De regel is dat we bij een waarschuwing kijken hoe vaak een verschijnsel ergens normaal gesproken voorkomt.
Het is daarbij belangrijk duidelijk te maken wat het voorspelde weer concreet betekent; bijvoorbeeld dat bij een storm bomen ontworteld kunnen raken. De term ”zwaar weer” alleen zegt onvoldoende.”
Nederland is pionier wat betreft de registratie van het weer. Hoe verklaart u dat?
„Dit heeft te maken met de veiligheid. Het laaggelegen Nederland is vanwege de ligging aan zee kwetsbaar voor stormen. Metingen kunnen helpen om inzicht te krijgen in het klimaat. Het eerste weerstation ter wereld stond aan het begin van de zeventiende eeuw in Dordrecht. In 1864 begon KNMI-directeur Buys Ballot als een van de eersten met het geven van stormwaarschuwingen. Aanleiding hiervoor was de pinksterstorm van 1860. En Nederland was waarschijnlijk ook het eerste land waar dagelijks de temperatuur en de neerslag werden bijgehouden. Dat hebben we te danken aan de waterbouwkundige Nicolaus Cruquius (1678-1754). Hij begon in Delft met metingen die hij drie keer per dag deed. Hij lobbyde bij de Staten van Holland om hier subsidie voor te krijgen. Dat geeft wel aan dat zijn activiteiten het landsbelang dienden. Dankzij Cruquius hebben we nu een schat aan informatie over het weer in het verleden. Maar ook op andere plekken zijn metingen verricht. Bijzonder is bijvoorbeeld dat artsen die naar een verband zochten tussen het weer en ziekten, weerkundige metingen gingen doen. Overigens is dat ook nu nog een ingewikkeld probleem; in hoeverre heeft het weer bijvoorbeeld invloed op het coronavirus? Historische gegevens laten wel mooi zien hoe het klimaat zich over een langere periode ontwikkelt.”
U signaleert in uw boek dat het klimaat in onze tijd sterk verandert. Wat is het aandeel van de mens daarin?
„Er is onmiskenbaar iets ernstigs aan de hand, dat wijzen de cijfers uit. In Nederland kampen we aan de ene kant met grotere droogte en aan de andere kant met overstromingen. Er doen zich vaker weersextremen voor. Bij het KNMI zaten we er al een paar jaar op te wachten dat de grens van 40 graden zou worden gepasseerd. Het hitterecord stond jarenlang op naam van Warnsveld, waar het op 23 augustus 1944 38,6 graden werd. De viering van het 75-jarige jubileum van dat record ging nét niet door; op 25 juli 2019 werd het in Gilze Rijen 40,7 graden – een nieuw nationaal hitterecord.
Het KNMI verzamelt niet alleen gegevens over het weer, maar probeert ook te achterhalen waardoor de klimaatverandering wordt veroorzaakt. Als je dat weet, kun je proberen de gevolgen ervan te beperken. Maar dat is wel ingewikkeld, want niet elk weersverschijnsel kun je direct koppelen aan klimaatverandering. Het klimaat is de eeuwen door steeds aan schommelingen onderhevig geweest. Ook in de middeleeuwen was het vooral van 950 tot 1250 warmer dan normaal. Van de vijftiende tot en met de negentiende eeuw kregen we juist de kleine ijstijd, een relatief koude periode. Wat onze tijd bijzonder maakt, is de snelheid waarmee het klimaat verandert. Dat komt echt door menselijk handelen. De meeste mensen zien dat ook wel in, het aantal klimaatsceptici is tegenwoordig een stuk minder dan in de jaren negentig van de vorige eeuw. Vooral bij jongeren is de belangstelling voor het klimaat groot; zij maken zich zorgen over hun toekomst. Bij het KNMI zijn we de discussie altijd aangegaan op basis van de wetenschappelijke gegevens die we verzamelen.”
Bent u somber over de toekomst?
„Bij het KNMI wordt veel onderzoek gedaan naar klimaatverandering en de oorzaak van het extremere weer. Als we de juiste maatregelen nemen kunnen we het ergste hopelijk nog voorkomen, maar de tijd dringt steeds meer. De verandering van het klimaat betekent overigens niet dat het alleen maar warmer wordt en het nooit meer flink kan vriezen. Als de omstandigheden gunstig zijn, met aanvoer van koude lucht uit Rusland, is een Elfstedentocht in de toekomst zeker nog mogelijk – al zal die veel minder vaak gehouden kunnen worden als in de twintigste eeuw. Maar we zullen er rekening mee moeten houden dat het weer in ons land extremer wordt. Overigens krijgen we ook meer zon. Volgens het KNMI danken we dat vooral aan schonere lucht. De laatste jaren is het ene record van het aantal zonuren na het andere gebroken en was de lucht vaak blauwer dan ooit. Dat is een positieve ontwikkeling, al dreigt door de grotere verdamping wel het gevaar van verdroging. Het is van groot belang om zuinig om te gaan met water en ons meer in te stellen op het vasthouden van water.”
Uw boek is geïllustreerd met een groot aantal kunstwerken. Kunstenaars geven echter niet altijd de weersituatie correct weer…
„Ik zie inderdaad wel eens zomerwolken boven een winterlandschap drijven, maar dat stoort mij totaal niet. Een kunstenaar heeft de vrijheid om de dingen op het doek naar zijn hand te zetten. Dat vind ik juist boeiend. Als er een tentoonstelling is van schilderijen met wolkenpartijen dan ben ik er. Ik vind het ook een uitdaging om uit te zoeken of er inderdaad sprake was van extreem weer rond de tijd dat een schilder een kunstwerk van een heftige storm maakte.”
Wat is uw favoriete weer?
„Mooi, zonnig weer. Dan stap ik met plezier op de fiets. Ik kick niet per se op extreem weer, al vind ik een stevige onweersbui wel boeiend. Het nieuws over de windhoos die vorig jaar Leersum trof, heb ik met belangstelling gevolgd. Wat dat betreft laat het weer me nooit los en blijf ik de wolken in de gaten houden. Maar als ik op vakantie ben, moet het mooi weer zijn. Mijn vrouw en ik hebben dit voorjaar een reis naar de Dordogne afgeblazen vanwege de weersomstandigheden daar; we gaan niet in de regen zitten. Uiteindelijk is het Duitsland geworden. Met prachtig weer.”
Boekgegevens
”Weerspiegeld”, Harry Geurts; uitg. Van Wijnen; 320 blz.; € 29,50