Moord als intimidatiemiddel
Titel:
”Pal achter Hitler. Openheid en onderdrukking in Nazi-Duitsland”
Auteur: Robert Gellately; Sdu Uitgevers, Den Haag, 2001
ISBN 9012092957
Pagina’s: 378
Prijs: € 29,95. De titel spreekt boekdelen: ”Pal achter Hitler”. Het Duitse volk stond van 1933 tot 1945 als één man achter de Führer. Daniel Goldhagen verkondigde deze stelling zes jaar geleden al in ”Hitlers gewillige beulen”. Robert Gellately doet het nog eens dunnetjes over. Misschien niet zo aanschouwelijk als Goldhagen, maar met veel meer bewijzen. Toch slaat ook hij de plank mis.
Daniel Jonah Goldhagen zorgde voor de nodige opwinding toen hij in 1996 schreef dat een heel volk de schuld droeg voor de nazi-misdaden. Vanaf de negentiende eeuw was het Duitse volk, in de optiek van Goldhagen, als het ware door het antisemitisme bezeten en verlangde het ernaar alle Joden om te brengen. Er is wel eens de vergelijking getrokken met een bloedhond die aan de ketting ligt. Hitler hoefde de hond alleen maar los te laten en het beest deed zijn gruwelijke werk.
De stelling dat alle Duitsers schuldig waren, was overigens niet nieuw. Onmiddellijk na de oorlog verkondigden met name Britse historici als A. J. P. Taylor deze these. De theorie werd onder andere bestreden door de Duitse filosoof Karl Jaspers, die al in 1945 verkondigde: „Ein Volk als Ganzes kann nicht schuldig und nicht unschuldig sein.”
Goldhagen rakelde de discussie weer op. Aan schrijverstalenten ontbreekt het de Amerikaanse Jood niet. De passages over de dodenmarsen en over het beestachtige optreden van de politiebataljons zijn indringend. Maar een overtuigende verklaring voor de motieven van de daders gaf Goldhagen niet. Historici spraken kortweg over „een slecht boek.”
Kranten
In ”Pal achter Hitler” wordt de stelling van de min of meer collectieve schuld opnieuw gepresenteerd. Robert Gellately, hoogleraar in de geschiedenis van de holocaust aan het Holocaust Instituut van Clark University in Massachusetts, doet het beter dan Goldhagen. Uitvoerige beschrijvingen van het leed dat de Joden is aangedaan, geeft hij niet. Robert Gellately is veel degelijker te werk gegaan. Hij heeft de federale archieven in Berlijn en die van de Gestapo in Düsseldorf, Würzburg en Spyer doorzocht en kranten zoals Völkischer Beobachter, Schwarze Korps, de Berliner Morgenpost en Rheinische Landeszeitung erop nageslagen. Het resultaat is één lang wetenschappelijk betoog.
Gellately is op het gebied van het nationaal-socialisme niet de eerste de beste. Ruim tien jaar geleden schreef hij een baanbrekend werk over de Gestapo. Zijn conclusie toen: de geheime staatspolitie had absoluut niet in elke uithoek van het land agenten, zoals de Stasi ten tijde van de DDR wel had. De Gestapo werkte vooral op aanwijzingen van gewone Duitsers, die hun medeburgers aangaven omdat die naar de BBC luisterden of dwangarbeiders een boterham toestaken. Of de aanbrengers hadden gewoon een hekel aan iemand en wilden hem of haar een stevige hak zetten.
Steun
In feite borduurt Robert Gellately met ”Pal achter Hitler” voort op dit boek. De historicus beschrijft hoe Hitler zijn dictatuur instelde „met steun van het volk.” Want dat was zijn wens, aldus de Amerikaan. „Het belangrijkste wat hij kon doen om dat volk voor zich te winnen, was het probleem van de massale werkloosheid oplossen.”
Gellately zet uiteen hoe Hitler de indruk maakte van een sterk leider die het voor het zeggen had, „en na jaren van troebelen die kenmerkend waren voor de Weimarrepubliek, kreeg de Duitse staat een ’normaal’ aanzien, dat herinnerde aan de dagen voor de Eerste Wereldoorlog. Weimar werd geïdentificeerd met de verloren oorlog, met zijn vernederende vrede, economische neergang, sociale chaos, en was vrijwel bij niemand geliefd in Duitsland. Deze democratie wortelde niet diep in de samenleving en het was voor de mensen niet zo moeilijk haar de rug toe te keren.”
Hitler maakte zich populair door het Verdrag van Versailles aan flarden te scheuren en door Duitsland weer op de kaart van Europa te zetten. De meerderheid van de Duitsers raakte aan hem verknocht, „en zij steunden hem tot het bittere einde, in 1945.”
Terreur
Gellately bestrijdt Goldhagens stelling dat de Duitsers zich in hun enthousiasme voor Hitler en het nationaal-socialistische regime door het antisemitisme lieten leiden. Wel zit Gellately op één lijn met Goldhagen als deze zegt dat de Duitsers als één man achter Hitler stonden en dat de overgrote meerderheid van de mensen instemde met de meest grove en moorddadige handelingen die er tijdens het Derde Rijk werden verricht.
Het nieuwe bewind had er geen enkel probleem mee vijanden onder druk te zetten, maar probeerde dit volgens Gellately telkens met instemming en steun van het volk voor elkaar te krijgen. In zijn boek probeert de Amerikaan duidelijk te maken dat „instemming en dwangmaatregelen in de geschiedenis van het Derde Rijk onlosmakelijk met elkaar verbonden waren, deels doordat de meeste repressie en terreur alleen gericht was op bepaalde personen, minderheden en maatschappelijke groeperingen waarvoor het volk toch al weinig sympathie koesterde.”
Volgens Gellately was er over het algemeen geen terreur nodig om de meerderheid of zelfs belangrijke minderheden mee te krijgen. Zo maakten de nazi’s in 1933 gebruik van de stemming onder het volk om de communisten aan te pakken. „De meeste gevestigde burgers hadden meer dan genoeg van het mislukte Weimarexperiment”, schrijft de Amerikaanse historicus. Hij concludeert hieruit dat er onder die omstandigheden een duidelijke stimulans voor Hitlers bewind was om krachtdadig op te treden tegen democratische en liberale activiteiten van allerlei aard, om oppositiepartijen, te beginnen bij de communisten, buiten de wet te stellen en dat dan te combineren met streng optreden onder het mom van de handhaving van rust en orde.
Propaganda-apparaat
Na de communisten volgden „a-sociale” groepen als de zigeuners, homoseksuelen en ten slotte de Joden. Aanvankelijk bleef het antisemitisme getemperd, omdat de Duitsers niet zo negatief over de Joden dachten als Hitler en de nazi’s. Dit veranderde, aldus Gellately, toen de Duitsers zich afkeerden van Weimar en de dictatuur omhelsden of aanvaardden. Zij stelden zich toen open voor de invloed van Hitlers ideeën en een van de belangrijkste daarvan was zijn diepgewortelde antisemitisme.
Volgens Gellately ging het allemaal stap voor stap. „En iedere stap die de nationaal-socialisten namen, genoot de steun van de meerderheid van het Duitse volk.” Met tal van bewijzen toont de Amerikaanse historicus aan dat de onderdrukkende maatregelen van de nationaal-socialisten niet verdoezeld werden, maar door Goebbels propaganda-apparaat bekend werden gemaakt. Niemand moet onkundig zijn geweest van wat er is voorgevallen. Dat gold ook van de kampen in Polen waar de Joden bij duizenden werden afgeslacht.
De grote vraag is echter: heeft die kennis niet veel eerder afschrikwekkend gewerkt? Juist omdat de concentratiekampen, het martelen en het moorden zo algemeen bekend waren, functioneerden ze als intimidatiemiddel. De gewone burgers werden daardoor zo gedwee als tam vee. Bij een paar verkiezingen behaalde Hitler een score van 99 procent. Gellately legt deze uitslagen uit als bewijs van Hitlers populariteit. Hier vergist hij zich echter. De uitslagen zijn een duidelijke bevestiging van het feit dat de onderdrukkende maatregelen hun effect niet misten en zeggen niet dat het Duitse volk pal achter Hitler stond.