De Nederlandse Vakbond Pluimveehouders (NVP) praat niet langer mee over een nieuw beleid voor het voorkomen en aanpakken van zoönosen: ziekten die van dieren overspringen op mensen en zouden kunnen uitgroeien tot pandemieën.
Volgens de NVP zoekt de overheid argumenten om de veehouderij in Gelderland, Noord-Brabant en Limburg „te dwingen tot krimp”. Daar wil de organisatie niet aan meewerken, blijkt uit een dinsdag gepubliceerde nieuwsbrief.
NVP-voorzitter Bart-Jan Oplaat schrijft daarin over een „politiek gemotiveerde route” waarbij „veedichtheid” wordt bestempeld tot een grote risicofactor voor toekomstige pandemieën. Volgens hem is dat niet terecht.
Een grote veedichtheid betekent dat in een bepaalde regio veel veehouderijen op een kluitje zitten. Voor de pluimveehouderij geldt dat bijvoorbeeld voor de Gelderse Vallei en het oosten van Brabant.
Het overleg waar de NVP uitstapt, moet leiden tot een actieplan tegen zoönosen. Dat moet helpen voorkomen dat bijvoorbeeld vogelgriep van pluimvee overspringt naar de mens en zich ontwikkelt tot een pandemie.
Volgens Oplaat is de kans op dat laatste onder Nederlandse omstandigheden nihil. „Het virus zou dan zeker vijf keer moeten muteren. Daar krijgt het de kans niet voor, dankzij monitoring, preventie en de snelle bestrijding van uitbraken zoals wij die kennen. Maar het ministerie van Landbouw doet alsof dat er allemaal niet is”, zegt hij desgevraagd.
Ter verduidelijking maakt hij een vergelijking met de waarschuwing voor stijging van de zeespiegel. „Dan haalt de regering het toch niet in haar hoofd om iedereen die beneden NAP woont te evacuëren, alsof we geen dijken en duinen hebben. Maar zo wil ze wel naar dierziekten kijken.”
Basis voor de gesprekken die moeten leiden tot aanscherping van het zoönosenbeleid is het rapport ”Zoönosen in visier”, dat vorig jaar is opgesteld door een groep experts onder voorzitterschap van de Henk Bekedam. Deze Nederlandse arts heeft lange tijd voor de wereldgezondheidsorganisatie WHO gewerkt. Het rapport pleit onder meer voor minder veedichtheid in Nederland.
De NVP wil dat naast veedichtheid ook gekeken wordt naar andere risicofactoren en dat die tegen elkaar moeten worden afgewogen. Volgens de organisatie gebeurt dat nu niet, onder druk van het ministerie.
Oplaat stelt dat de overheid de vogelgriep wil aangrijpen om het aantal pluimveebedrijven te verminderen, omdat dit goed uitkomt vanwege de stikstofcrisis.
Het kabinet wil de uitstoot van stikstof op kwetsbare natuur verminderen door onder meer de veehouderij in te krimpen. De provincies bereiden een zogeheten gebiedsgerichte aanpak voor, waarin tegelijk stappen moeten worden gezet op het gebied van waterkwaliteit en klimaat.
Volgens Oplaat vormt juist de aanleg van nieuwe natuurgebieden een risico voor de pluimveehouderij. Die trekken volgens hem wilde watervogels aan, die vaak besmet zijn met vogelgriep.
Minister Henk Staghouwer van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit laat via zijn woordvoerder weten dat hij het betreurt dat de NVP niet langer aan tafel zit. Hij hoopt dat de NVP toch weer aanhaakt. Het overleg met de andere partijen gaat intussen door, het actieplan om de risico’s van zoönosen te beperken wordt in de zomer gepresenteerd.
De minister begrijpt dat het voor de veehouderij om een gevoelige kwestie gaat. „Daarom gaan we met de uitwerking zorgvuldig te werk”, aldus de woordvoerder.
Bij de gebiedsgerichte aanpak in het kader van stikstof, klimaat en waterkwaliteit kijken Rijk en provincies hoe de risico’s op zoönosen meegenomen kunnen worden. „De huidige vogelgriepsituatie, waarin zoveel dieren geruimd worden, geeft stof tot nadenken over pluimveedichte gebieden, ook voor de sector zelf”, laat de minister weten.