Een aardappelschrapmachine onder de grond

Legio landgenoten, op weg naar het zonnige zuiden, drukken het gaspedaal in Lorraine (Lotharingen) nog eens extra in en schieten aan veel bijzonderheden in de Noord-Franse regio voorbij. Het nu vredige heuvellandschap had in het verleden veel te kampen met invasies en doortrekkende legers van Julius Caesar, Karel de Stoute, Karel V, Lodewijk XIII, en die van de (mede)aanstichters van twee wereldoorlogen: keizer Wilhelm II en Adolf Hitler. Het wapengekletter is verstomd, maar de littekens zijn nog zichtbaar.

Willem H. Smith
16 December 2004 08:27Gewijzigd op 14 November 2020 02:00

De vesting van Montmedy rijst 100 meter boven de benedenstad op en is een van de 200 forten die de grensstreek bescherming moesten bieden. Onder de regering van Karel V werd met de bouw van dit verdedigingsbolwerk tegen Frankrijk begonnen. Zo bood het garnizoen in 1657 fel tegenstand tegen de 19-jarige Lodewijk de Veertiende. De zonnekoning slaagde er uiteindelijk in de citadel na twee maanden met 13.000 man te veroveren.

Het uitzicht is aan Europa’s grootste vestingbouwer, Sébastien le Prestre de Vauban, te danken. Deze geniale militaire architect had ook aan de belegering deelgenomen. Hij liet de vestingsmuren volledig afwerken, wat toeristen vandaag de mogelijkheid biedt met een audiogids over de borstweringen te wandelen. Aan zijn brein ontsproot eveneens de vesting in Bitsche, terwijl de man in 1675 ook de citadel van Verdun versterkte.

Het bastion huisvest het Musée de la Fortification, dat aan de hand van maquettes en modellen alle mogelijke verdedigingsstrategieën sinds de Oudheid uit de doeken doet. Van de Keltische oppida tot de gefortificeerde steden van de zeventiende eeuw. Een boek van Matthias Dögen attendeert op de stervormige contour van Coevorden.

Wie meer met kunst op heeft, kan genieten van de wat mistroostige werken van Jules Bastien-Lepage, die ook in het kasteel hangen. De schilder, die door Auguste Rodin in zijn geboorteplaats Damvillers in brons op een voetstuk werd geplaatst, leefde slechts kort, maar geldt als een van de helden van de Franse realistische school. Een kunstenaar moet in zijn eigen omgeving schilderen, niet in een vreemd land, was zijn uitgangspunt. „Een kunstenaar zonder wortels kan nooit een echte kunstenaar zijn.” Op 32-jarige leeftijd, vier jaar voor zijn dood in 1884, portretteerde Bastien-Lepage Jeanne d’Arc bij haar geboortehuis in Domrémy, op het moment dat de 16-jarige boerendochter naar haar eigen zeggen in 1428 een visioen kreeg om de Engelsen uit Frankrijk te verjagen. Het mystieke schilderij hangt nu in The Metropolitan Museum of Art in New York. Dorpelingen hebben overigens inmiddels ”la Pucelle” (Maagd) achter hun plaatsnaam geplakt.

Prestigekwestie

Hét grote slagveld in Lotharingen ligt bij Verdun. Met moeite en grote verliezen hielden de Fransen tijdens de Eerste Wereldoorlog hier stand tegen de Duitsers. Verdun was een prestigekwestie, de Franse eer stond op het spel. Het offer was hoog: 800.000 militairen vonden de dood.

Tegenwoordig presenteert de Maasstad zich als stad van de vrede. In het Centre Mondial de la Paix, ondergebracht in het voormalige bisschoppelijke paleis, discussiëren tien jonge Macedoniërs en Albanezen uit Macedonië een week lang over wat ze hebben meegemaakt. Het groepje zit in een ”vredesklas” en probeert aan de hand van gesprekken kloven te overbruggen.

Een paar straten verder laten toeristen zich in een computergestuurd karretjes stapvoets door de Citadel rijden. Het ondergrondse, uit 1624 daterende vestingwerk diende tussen 1914 en 1918 als logistieke basis voor de Franse fronttroepen en speelde een beslissende rol bij de overwinning. Het wagentje stopt telkens bij de in totaal vijftien scènes die het wel en wee van de ”poilu”, de gewone soldaat, uitbeelden. Zesduizend man sliepen en aten hier; in de ondergrondse bakkerij kwamen dagelijks 28.000 broden uit de oven.

In de ”Historische zaal” werd op 10 november 1920 uit acht naamloze militairen de onbekende soldaat gekozen die nu in Parijs onder de Arc de Triomphe ligt begraven en de 1,7 miljoen Fransen symboliseert die tijdens de Eerste Wereldoorlog omkwamen.

De stad zelf werd na de oorlog bedolven met onderscheidingen. Zo schonk het Nederlandse volk het bronzen beeld ”De verdediging” van Rodin, dat voor de Porte Saint-Paul een plek kreeg. Het staat tegenwoordig 150 meter verderop, in de Rue des Frères Boulhaut.

Miskleun

Vanuit Verdun leidt een ruim 30 kilometer lange fietsroute naar de plaatsen waar mannen zich als mollen verschansten en waar meer grimmige kanten van het bloedige strijdtoneel openbaar komen. Zoals bij de Tranché des Baïonnettes, waar op 12 juni 1916 vijandelijke granaten een groep infanteristen verrasten. De wanden van de instortende loopgraaf bedolven de soldaten. Alleen de punten van hun bajonetten steken, nog steeds, boven de grond uit.

In het hart van het slagveld priemt een denkbeeldige houwitsergranaat 46 meter hoog in de lucht. Het monument is een gigantisch knekelhuis en bevat de overblijfselen van 130.000 onbekende Franse en Duitse gesneuvelden. In het groene gras voor dit massagraf staan 15.000 witte kruizen van Franse soldaten die wel geïdentificeerd konden worden. Enkele graven hebben een naar Mekka gericht zuiltje als gedenkteken. Driehonderd meter verderop memoreert een muur de Israëlische vrijwilligers die voor Frankrijk sneuvelden.

Waar eens het spoorwegstation van Fleury stond, geeft het Mémorial de Verdun aan de hand van aangrijpende reconstructies uitleg over de slag. Het zestien keer ver- en heroverde dorpje werd van de kaart geveegd. De plattegrond is gereconstrueerd, zodat je over het tracé van de vroegere straten kunt lopen. Juridisch bestaat Fleury nog steeds, met zelfs een burgemeester.

Een beeld van een gewonde leeuw geeft het uiterste punt aan tot waar de Duitsers wisten door te dringen. Een gedenkteken herinnert aan André Maginot, die op 9 november 1914 zwaargewond raakte bij Verdun en met krukken verder door het leven moest. Als minister van Oorlog verdedigde hij in 1930 met succes een wetsvoorstel van zijn voorganger Paul Painlevé om een verdedigingslinie langs de Frans-Duitse grens aan te leggen. Als de populaire patriot in 1932 onverwachts overlijdt, krijgt het immense netwerk van ondergrondse forten zijn naam.

De Maginot-linie werd Frankrijks kostbaarste militaire miskleun. Mochten de Duitsers opnieuw hun agressiviteit willen botvieren, dan zouden ze zich op deze betonharde obstructie stuklopen. Maar de vijand liep in mei 1940 met een grote boog om de ’onneembare’ gordel heen.

Fort du Fermont bij Longuyon werd echter wél aangevallen. Duidelijk zichtbaar is hoe de Duitsers het artilleriefort met granaten bestookten. Na de wapenstilstand op 25 juni 1940 herhaalden ze voor een propagandafilm de aanval. De bezetters stelden de kanonnen zo dicht bij hun oorlogstrofee op dat alle schoten doel troffen.

Schokkend zet een elektrisch treintje, dat indertijd diende voor het vervoeren van munitie, zich in beweging om dagjesmensen naar de ondergrondse kazerne te brengen, waar eens 600 mannen huisden. Te voet gaat het gezelschap door de koude, kilometerslange catacomben om ademloos de inrichting te aanschouwen. Een enorme drinkwatertank, een ziekenboeg, slaapkamers (twee bedden voor drie personen) en de keuken, die voor die tijd van alle gemakken was voorzien. Zelfs een aardappelschrapmachine ontbreekt niet.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer