De vrienden van Anne Frank: getekend voor het leven
Zomaar vier portretten van vier kinderen. Gewone jonge mensen. Alle vier zijn ze getekend door de Tweede Wereldoorlog, die hun leven veranderde – of een einde maakte aan hun leven.
Alle vier kenden ze Anne Frank. Jacqueline van Maarsen (linksboven) was haar hartsvriendin, op Peter Schiff (linksonder) werd Anne verliefd. Sanne Ledermann (rechtsboven) was de dochter van vrienden van Annes ouders en speelde vaak met haar op straat. Martha van den Berg (rechtsonder) kende haar van de lagere school, de Zesde Montessorischool.
Hun verhalen –en die van acht andere vrienden van Anne– zijn het waard om opgeschreven te worden, vond Janny van der Molen. Het resulteerde in het indrukwekkende boek ”Vergeet mij niet”. Illustrator Martijn van der Linden bracht de verhalen nog dichterbij met illustraties waarop de tijd stil lijkt te hebben gestaan.
Na elk verhaal heb je even pauze nodig. Om het vertelde op je te laten inwerken. Op adem te komen. Niet eens zozeer vanwege alle gruwelen, want die worden ingetogen verteld. Van der Molen schrijft vooral om de verschrikkingen heen. Misschien maakt juist dat het boek indringend. Anne en de meisjes om haar heen waren doorsneekinderen, dat wordt in elk geval glashelder. Meisjes die plezier maakten op school, die in elkaars poesiealbum schreven (”Ver-geet-mij-niet”, in vier hoeken van de bladzijdes), die niet begrepen waarom de Duitsers Joden zó haatten.
Adempauze krijg je trouwens niet in het boek. Het opent met het verhaal over Peter Schiff. Je leest hoe de sfeer in Duitsland grimmiger wordt, hoe op een nacht Joodse winkels en synagoges verwoest worden en hoeveel administratieve rompslomp het is om Peter bij zijn moeder in Amsterdam te krijgen. Het verhaal eindigt als hij zomer 1940 Anne tegen het lijf loopt (”Ich bin Anne Frank. Wer bist du?”). Anne werd, zo beschrijft Van der Molen in het voorwoord bij het verhaal, verliefd op hem en noemde hem liefdevol Petel. In ”Het Achterhuis” schrijft ze: ”Ik moet (…) God bidden dat Hij, als ik hier uitkom, Peter op m’n weg zal brengen. (…) Niets is me nu nog zo dierbaar als hij, mijn Petel!” Een paar weken erna –Anne wist uiteraard van niks– gaat Peter op transport naar Bergen-Belsen. Hij overleeft de oorlog niet, schrijft Van der Molen in het naschrift.
Op dit eerste verhaal over Peter volgt nog een verhaal. En daarna nog een. Met de verhalen verstrijkt ook de tijd. Speelt dat van Peter zich af van 1938 tot 1940, via de levens van andere vrienden beleef je hoe het in Nederland oorlog wordt, hoe Joodse kinderen naar eigen scholen moeten, vrienden verliezen en vrienden maken, hoe de angst om opgepakt te worden steeds groter wordt, hoe Anne, haar zus en haar ouders plotseling naar Zwitserland vertrekken. Dat is tenminste wat de mensen om haar heen denken. In werkelijkheid zit ze ondergedoken. Ongeveer op de helft van het boek komen ook de kampen in het leven van de kinderen. Zoals in het laatste verhaal, dat van Hannah Goslar, die met haar 5-jarige zusje levend Bergen-Belsen verliet. Als enigen van het gezin. Annes vader Otto Frank helpt Hannah na de oorlog om verder te leven.
Alle verhalen doen je eens te meer beseffen: het wás niet alleen Anne. Haar lot trof talloze mensen. Wie de verschrikkingen overleefde was eveneens getekend. Zelfs wie niet-Joods was, zoals klasgenootje Martha, en wie voor het oog misschien ongeschonden de oorlog uitkwam, liep butsen op. Vriendinnen verdwenen van de ene op de andere dag, buren werden zomaar opgepakt. Ook dat verdriet mag niet vergeten worden.
De verhalen in ”Vergeet mij niet” gaan over vriendschap. Maar stuk voor stuk zijn ze doordesemd van afscheid nemen, van angst, van missen. Van lijden. En van leven, door alle onmogelijkheden heen.
Boekgegevens
”Vergeet mij niet. Anne Franks vrienden en vriendinnen”, Janny van der Molen; uitg. Ploegsma; 295 blz.; € 24,99