Cultuur & boeken

Het ging Bernhard om de uitdaging

Titel:

Marie van Beijnum
15 December 2004 14:05Gewijzigd op 14 November 2020 02:00

”De prins spreekt”
Auteur: Pieter Broertjes en Jan Tromp
Uitgeverij: Balans, Amsterdam, 2004
ISBN 90 5018 6858
Pagina’s: 111
Prijs: prijs € 16,50. Iemand die weet dat het einde nabij is, wil graag schoon schip maken met de doornen en distels van het leven. Prins Bernhard doet dat op een wel heel eigenzinnige wijze. Op hoge leeftijd gekomen, probeert hij een einde te maken aan roddels en geruchten en bepaalt hij dat wat hij zegt, pas na zijn dood mag verschijnen. „Als het beeld is dat ik zo nu en dan een deugniet was, dan gun ik dat de mensen. Maar ik zou het erg vinden als ze denken: hij deugde niet.”

Negen gesprekken tussen januari 2001 en juni 2004 van in totaal twintig uur, in een vertrek op Soestdijk met 30 graden Celsius, onder het genot van een glas witte wijn en zoutjes en met het zicht op tal van snuisterijen, voornamelijk olifanten. Niemand wist ervan, behalve twee Volkskrant-journalisten, die benadrukken dat hun publicatie het geautoriseerde verhaal van de prins is. Ze hebben hem wel zijn handtekening onder een verklaring laten zetten en dat is dan ook het enige. Het verhaal van de Volkskrant-bijlage is sinds gisteren als boek verkrijgbaar.

„Het is zijn waarheid. We hebben niet alles gecheckt”, aldus Broertjes, de hoofdredacteur van De Volkskrant. Het is ook geen biografie of aanzet daartoe. Wel biedt het relaas inzicht in de keuken van de constitutionele monarchie. Dat is een complexe keuken, waarin de kok, beter gezegd het landsbestuur, er alles aan doet om de deksel op de pan van de koninklijke brij te houden, ook als die dreigt over te koken. Het keukenpersoneel weet zich immers gebonden aan de ministeriële verantwoordelijkheid en wil de vingers niet branden. De tijd zal leren of deze vorm van constitutionele monarchie in de 21e eeuw duurzaam zal blijken of dat met het aantreden van Willem-Alexander de tijd rijp is voor een meer ceremonieel koningschap.

Verder biedt het verhaal van Bernhard een scabreus doorkijkje in de koninklijke bijenkorf. Het is daarbij maar de vraag of dat het imago van het Koninklijk Huis ten goede komt. De prins is openhartig. „Vanaf de eerste dag dat ik in Nederland kwam heb ik alles over mijzelf verteld.” De Greet Hofmans-affaire raakte hem dieper dan die van Lockheed. De gebedsgenezeres beschuldigde de prins ervan dat hij geld van zijn vrouw ’stal’. Dat vond hij een immense belediging. Zijn vrouw Juliana? Hij wist dat hij haar happy maakte. Maar hij heeft haar in de laatste vijf jaar niet zo vaak gezien. „De doktoren wilden niet dat ze mij nog zou treffen. Ze was zo op mij gesteld, ze zou zich alleen maar buitengewoon opwinden. Het zou niet goed voor haar zijn.”

Moraal
De lezer ontmoet in de prins een oude heer die langzaam praat, en tast naar feiten in zijn geheugen, dat overigens buitengewoon goed functioneert. Iemand met gevoel voor humor, grof in de mond en bepaald geen religieuze fijnproever, waartoe sommigen hem nog altijd willen verheffen. Hij is down to earth, recht voor zijn raap, want hij houdt ervan te choqueren, en zeker als de waarheid en zijn eigen eer ermee zijn gediend.

De prins doet niet geheimzinnig over twee onechte dochters. Hij is genereus: ze mogen meedelen in zijn erfenis. Zijn vrouw, zegt de prins, heeft heel normaal gereageerd op zijn mededelingen. Hij vindt dat bewonderenswaardig, maar het zegt veel over de moraal van de man zelf. „Neem de relatie die ik in Londen had tijdens de oorlog. Het eerste jaar, ze vroeg: Heb je een vriendin? Ik zei ja. Tweede jaar. Heb je nog dezelfde? Ik zei ja. Derde jaar. Nog steeds? Ja, zei ik. Is ze echt zo aardig dat je haar na drie jaar nog steeds hebt? Ik zei ja. Ze zei: dan wil ik haar graag ontmoeten. Uit die ontmoeting is voortgekomen dat mijn vriendin elk jaar met ons is gaan skieën” (de auteurs hanteren de spelling skieën en hebben het ook over een Argentijnse coudillo in plaats van een caudillo…).

Bernhard vond dat typerend voor zijn vrouw en hij heeft gelijk: zo reageerde Juliana altijd, uit liefde voor hem. Ze was -en dat was haar tragiek- emotioneel verslingerd aan de prins zur Lippe-Biesterfeld en gaf hem zijn vrijheid om hem te behouden. Het was geen pure liefde wat hem betreft. „Een zeker percentage liefde, een zeker percentage aangetrokkenheid. Het was de challenge (uitdaging, red.) om er iets van te maken.”

Moeder
De prins ergert zich mateloos aan schrijvers als Kikkert en Ross. Hij vindt het schande wat zulke kerels publiceren. Het ergst van alles is dat de regering zich niet druk maakt over smaad. „Ze durven niet een boek te verbieden als het vol laster staat.” Van zijn moeder moeten ze afblijven, oordeelt hij. Van zijn afkomst ook. Hij was niet de arme doedel die het op een rijke prinses had gemunt. Zijn familie had geld, auto’s en hij kreeg van zijn vader tot na zijn huwelijk een jaargeld uitgekeerd en bracht zijn eigen thesaurier mee. Hij wilde niet afhankelijk zijn van het vermogen van zijn echtgenote. „Ik wilde dat zo nadrukkelijk, omdat ik nooit in mijn leven afhankelijk ben geweest van iemand. Ik had van mijn vader gehoord hoe die arme Hendrik in de soep zat, omdat hij steeds geld moest vragen aan zijn vrouw. Ik wilde dat niet.” Het doet hem er wel degelijk toe hoe hij de geschiedenis in gaat: „Ik zou het erg vinden als ze denken: hij deugde niet.”

Naarmate hij ouder werd, leerde de prins naar zichzelf te kijken. Zo erkent hij dat hij aan een behoorlijke dosis zelfoverschatting heeft geleden. Hij heeft 250.000 van de miljoen Lockheed-dollars ontvangen. Die 250.000 heeft de prins ook weer weggegeven aan onder anderen zijn vriend Charles van Houten, een oude adjudant van hem, Henk van Tuyl, een zekere Mo de Mier van de KLM en aan een gids in Sankt Anton voor een operatie van zijn dochter.

Met de Lockheed-affaire lag zijn reputatie in duigen. Hij had nooit het gevoel dat hij te ver was gegaan. „Ministeriële verantwoordelijkheid zei me niets.” Hij moest zijn uniform afleggen. „Ik was happy met Vredeling (minister van Defensie in 1976, red.). Hij was een oud BS’er (Binnenlandse Strijdkrachten, red.). Ik ben van mijn stoel gevallen toen ik hoorde hoe Vredeling van de ene op de andere dag op mij begon te schelden. Ik had hem nota bene een nieuw BS-speldje bezorgd, het oude was hij kwijtgeraakt. Ik wilde nog eens langsgaan, maar het is mij afgeraden. Mijn adviseurs zeiden: één gek is genoeg. Ik heb maar één verklaring voor zijn gedrag: Vredeling haatte uniformen. Hij dacht dat ik uniform-gek was.”

Prins Bernhard heeft zijn positie als prins-gemaal, in tegenstelling tot prins Claus, nooit als een dwangbuis ervaren. „Ik heb gewoon niet stilgestaan bij de beperkingen.” Dat is misschien wel de grootste waarheid die de prins, een vrijbuiter pur sang, te berde wil brengen. Waar het de prins altijd om ging was de challenge, de uitdaging. „Mijn hele leven heb ik van challenge gehouden.” Dat verklaart dan ook meteen waarom de prins over zijn graf heen wil spreken. De prins geeft ten slotte als een soort patriarch een advies aan het Nederlandse volk. „Ik ben ervan overtuigd dat Nederland beslist gelukkiger is met een monarchie dan met een andere staatsvorm. Nederland, van de boer tot de arbeider, van de vakbondsman tot de bankier, iedereen wil de monarchie. Omdat het een soort rust geeft.”

Verkilling
Van die rust hebben we in Nederland de laatste tijd overigens weinig gemerkt. Hetgeen van het Oranjehuis naar buiten komt, heeft veel weg van een nationale soap. In dit boekje kan de lezer de spanning proeven waarin een prins-gemaal heeft geleefd. Hij zal ook de verkilling en de eenzaamheid ervaren van een mens in zijn laatste fase, machteloos omdat hij altijd zijn mond moest houden. Ook zal het verhaal van de prins bij degenen die grote emotionele waarde hechten aan het drievoudig snoer, ambivalente gevoelens oproepen. Historisch gezien is het interessant na te gaan wat prins Bernhard niet heeft gezegd en dat is heel veel (niets bijvoorbeeld over de Irene-crisis, die de Oranjemonarchie definitief van haar glans ontdeed). Het is goed rekening te houden met het gegeven dat hij alles uit zijn blote geheugen opdiept. Van papieren moet hij het niet hebben. Zo is het opvallend dat hij ontkent lid te zijn geweest van de NSDAP, terwijl het wel bekend is dat hij een lidmaatschapskaart had.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer