OpinieWeerwoord

Emmaüsgangers: drie (mogelijke) misverstanden

Liepen er twee mánnen naar Emmaüs? En verscheen de opgestane Zaligmaker steeds met een ander uiterlijk?

Ds. W. A. Zondag
22 April 2022 18:25
„Het lijkt (meer) voor de hand te liggen dat een echtpaar naar Emmaüs terugkeert en dat Kleopas namens zijn vrouw het woord voert.” beeld RD
„Het lijkt (meer) voor de hand te liggen dat een echtpaar naar Emmaüs terugkeert en dat Kleopas namens zijn vrouw het woord voert.” beeld RD

Na Pasen overdenk ik naar gewoonte met de belijdeniscatechisanten intensief de geschiedenis van de zogenoemde Emmaüsgangers (Lukas 24). In dit gedeelte liggen zoveel geestelijke lessen. De persoonlijke bevinding komt op uit de Schrift. Er bestaan ook hardnekkige misverstanden over deze geschiedenis.

Het eerste is dat het zou gaan over twee wandelende mannen, Kleopas en een onbekende vriend. Dát is een mogelijkheid. Maar het is waarschijnlijker dat het gaat over een echtpaar. Van Kleopas’ vrouw lezen wij dat zij op Goede Vrijdag dicht bij het kruis verbleef: „En bij het kruis van Jezus stonden (…) Maria, Klopas’ vrouw en Maria Magdaléna” (Johannes 19:25). Nu uit de grondtaal niet kan worden afgeleid dat het gaat om twee mannen, lijkt het (meer) voor de hand te liggen dat een echtpaar huiswaarts keert en dat Kleopas namens zijn vrouw het woord voert.

Dan het tweede misverstand. Nu Markus aangeeft dat de Heere Jezus aan hen in een „andere gedaante verscheen” (Markus 16:12) wordt wel gemeend dat de opgestane Zaligmaker steeds een ander uiterlijk had. Dat wordt dan versterkt door het feit dat er bij Zijn verschijning nog twijfels blijken te zijn of het echt de Heere is.

De gedachte dat de opgestane Zaligmaker telkens veranderingen in Zijn verheerlijkte lichaam had, is onjuist. Het gaat hier om de waarneming van sterfelijke mensen. Zij „kennen ten dele”. Daarom schrijft Lukas dat de Heere de ogen van de Emmaüsgangers nog een tijdje dichthield, zodat zij Hem niet kenden (Lukas 24:16). Het lag aan de waarneming door hun ogen, niet aan het lichaam van Christus. Hun ogen waren als door een sluier bedekt, merkt Calvijn op. Pas tijdens de maaltijd in de woning opent de Paasvorst hun ogen. Zij moesten immers leren door het Woord in Christus te geloven. ”Zien zonder ogen”. Gelóófszien. Daarvan zegt de oudvader Petrus Immens zo mooi: God geeft in de wedergeboorte twee ogen, een oog voor zelfkennis (met Godskennis) en een oog voor Christuskennis. Zulke ogen zijn zalig (Johannes 20:29).

Het derde misverstand houdt verband met het plotselinge weggaan van Christus. „Hij kwam weg uit hun gezicht” (Lukas 24:31b). En ’s avonds staat hij weer even plotseling in hun midden (Lukas 24:36). Niet zelden hoor je dan dat de Heere Jezus Zichzelf in een geest veranderde. Zó zou Hij ook door de gesloten deuren zijn gedrongen.

Deze gedachte is strijdig met het feit dat Hij een echt, verheerlijkt lichaam had (vergelijk 1 Korinthe 15:44). Dit was geen schijnlichaam! Hiermee is Hij ten hemel gevaren. Het plotselinge vertrek en de plotselinge aanwezigheid van de opgestane Jezus houdt (opnieuw) verband met de ogen van de discipelen (en de Emmaüsgangers). Jezus heeft het huis van de Emmaüsgangers gewoon via de deur verlaten en heeft ’s avonds de gesloten deuren van het huis in Jeruzalem door Zijn Goddelijke kracht geopend. Dát Hij plotseling in hun midden staat, heeft ook met de schaarse verlichting van de woning te maken. De ruimte was schaars verlicht met mogelijk slechts één olielamp die in het midden hing. De opgestane Zaligmaker kwam vanuit de duisternis zó in het verlichte deel van de kamer te staan.

De ontmoetingen met de opgestane Jezus waren steeds ”uurtjes van korte duurtjes”. Zij hadden een doel. De discipelen moesten leren dat hun wandel in de hemel, waar Christus is, moest zijn. Zij moesten Hem niet meer op de aarde zoeken, maar in de hemel. En elke christen moet dat nóg doen. In het klassieke formulier voor het te houden Heilig Avondmaal lees ik dat de disgenoot zijn of haar hart „opwaarts in de hemel (moet) verheffen, waar Jezus Christus is, onze Voorspraak.” Dáár moeten wij Hem zoeken. Dáár is Hij te vinden. Hij, Die gisteren en heden Dezelfde is (Hebreeën 13:8).

De auteur is predikant van de gereformeerde gemeente in Dordrecht en bijzonder hoogleraar Kerk, Recht en Samenleving (vanuit RMU) aan de Theologische Universiteit Apeldoorn. Weerwoord gaat in op vragen die in deze tijd op christenen afkomen.

Meer over
Weerwoord

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer