Column: Zweefvliegen op de Veluwe
Nieuwsberichten over de natuur hebben tegenwoordig vaak een alarmerende toon. Afgelopen week was de dramatische afname van zweefvliegen in de Veluwse bossen zo’n item.
Vroeger was het een teken van vooruitgang als de hoeveelheid ongedierte afnam, en de lucht daardoor schoner werd. Maar ja, toen mocht je inheemse planten ook nog gewoon onkruid noemen. En werd het Beekbergerwoud, het laatste restant oerbos in Nederland, ijverig weggekapt, zodat de beschaving kon zegevieren over de woeste natuur. Daaruit was reeds eerder de wolf weggeschoten. Er liepen nog wel wat herten en zwijnen rond: voor het wildbraad. Om echt te genieten van de natuur moest deze natuurlijk wel eetbaar zijn. Dat waren nog eens tijden.
Via ruilverkaveling en schaalvergroting zijn de Veluwse keuterboertjes van den brink gegroeid tot agrotoppers. Vroeger was het nog behelpen met schaarse schapenmest, maar inmiddels zijn de varkens- en kippenhouders ware stikstofkampioenen. In plaats van karige rogge, spelt of haver is nu de hoogproductieve maisplant favoriet. Het wegje in het koren is verdwenen, maar de boze boer bromt er nog steeds. Alleen nu niet meer op kleine kindertjes die door z’n gewas lopen, want die mogen niet meer zonder toezicht buiten spelen. Dat is inmiddels te gevaarlijk.
Nee, de boeren zijn nu boos op de overheid, vanwege het overschot aan regels en het onvoorspelbare beleid. Heel begrijpelijk (hun boosheid, niet het beleid). Want het is toch onbehoorlijk bestuur: eerst 150 jaar geleden de wilde bossen omzetten in akkers, en nu weer de boerenbedrijven vervangen door natuurterreinen. Zulk een wispelturigheid past niet bij de Veluwse volksaard.
Ergens is er iets niet helemaal goed gegaan. Want niet alleen is het aantal zweefvliegen met 80 procent afgenomen, het aantal boeren is evenzo in de afgelopen veertig jaar met een vergelijkbaar percentage gedaald. Blijkbaar zijn de leefomstandigheden voor zowel insecten als agrariërs verregaand verslechterd. Dat geeft ook geen blij vooruitzicht voor de overige natuur en de rest van de bevolking. Er is iets fundamenteel mis.
Als er zaken drastisch veranderen in het milieu, dan is vrijwel altijd het menselijk handelen de oorzaak. De natuur op zich kent periodieke fluctuaties, maar is als geheel zeer stabiel. Tenzij er ernstige aantasting plaatsvindt en er onvoldoende mogelijkheden zijn voor herstel. Dat lijkt nu het geval. Een steeds grotere bevolkingsdichtheid en een intensievere benutting van de grond verstoren de ecologische evenwichten. Tijd om rustig weer in balans te komen ontbreekt. Vroeger waren landbouw en natuur meer verweven, meer vermengd. Nu is veel grondgebied monofunctioneel, natuurvrij, ecologisch dood. Dat is vooral het geval bij niet-agrarisch gebruik. Bebouwing, wegen, industrieterreinen, sportcomplexen: daar zijn zowel zweefvliegen als boeren bedreigde soorten. Het zou een ramp zijn als we ze definitief kwijt zouden raken, want dan missen we meer dan alleen hun gebrom. Dan raken we ook ons voedsel kwijt.
Zweefvliegen leven van nectar en stuifmeel en zijn als bestuivers nodig bij de voortplanting van planten. Dat ze, net als insecten in het algemeen, zo snel in aantal afnemen, lijkt te wijten aan het gebruik van insecticiden, en door minder aanbod van voedselplanten vanwege stikstofovermaat. Hun larven eten bladluizen: als die worden doodgespoten, komen er geen volwassen vliegen. Zulk dom spuitgedrag is veel te zien in burgertuintjes. Mensen willen in hun tuin wel vlinders, maar geen rupsen. Die onnozelen weten vaak niet eens dat het om hetzelfde dier gaat. Wie vlinders wil, moet bladvraat accepteren. Wie gezond voedsel wil, moet boeren meer betalen. Zonder lasten geen lusten.
Als we de natuur weer meer integreren in ons leven, kunnen we hopelijk voorkomen dat straks zweefvliegen op de Veluwe alleen nog linkt aan de vliegvelden Terlet en Teuge. Want het is toch het mooist, als je ooit in een schoon en geruisloos zweefvliegtuig boven het nieuwe Beekbergerwoud zweeft, om dan te zien dat beneden boer en bos in harmonie het landschap sieren. Met daarin ook wolf en lam. Maar voordat die vredig samenleven, moet er nog heel wat meer veranderen. Dat vergt een nieuwe aarde.
De auteur is adviserend ingenieur.