In Aleppo is armoede erger dan oorlog
Wurgende sancties tegen het Syrische regime treffen in de praktijk vooral burgers. Maar er zijn geen tekenen dat de strafmaatregelen tegen Syrië snel van tafel gaan. In steden als Aleppo verliezen steeds meer mensen de hoop.
Sonieg Haddad huivert in haar appartement in Aleppo. De temperatuur schommelt rond de 10 graden en de verwarming doet het niet. Of althans, er is geen geld om brandstof te kopen voor de kleine gaskachel die koud en doods in de woonkamer staat.
Gehuld in een dikke trui vertelt de christelijk-Armeense Sonieg over haar veelbewogen leven in de Syrische stad waar haar onlangs overleden man tot voor kort predikant was. Totdat midden in een zin de lichten uitgaan. De elektriciteit is weg en zal voor de rest van de dag niet meer terugkomen. In de kou en in het donker vervolgt Sonieg haar verhaal – een verhaal over overleven in de grootste stad van Syrië in een tijd waarin het licht niet alleen letterlijk, maar ook figuurlijk is uitgegaan.
Het is een verhaal zoals dat door tallozen in Aleppo verteld wordt dezer dagen. Ja, de oorlog was erg. Ja, er zijn onnoemelijk veel slachtoffers gevallen. Ja, Aleppo is nog lang niet hersteld van wat er in die donkere dagen gebeurde.
„En toch vinden velen het leven nu zwaarder dan in de dagen dat er nog bommen vielen”, zegt Sonieg met overtuiging. Ze is bij lange na niet de enige die dat vindt. Wie vandaag de dag in Aleppo met de burgers spreekt, krijgt geen opgewekte verhalen te horen. Gas, elektriciteit, zelfs aan voedsel is in toenemende mate een tekort.
Voeg daaraan toe dat Syrië de afgelopen maanden een van de strengste winters in decennia heeft meegemaakt en het wordt voorstelbaar hoe het leven in Aleppo eruitziet. Met temperaturen onder nul op het platteland en zelfs sneeuw tot in Damascus was het leven in met name Noord-Syrië voor de groeiende groep armen de afgelopen maanden gereduceerd tot overleven.
Caesar
Een belangrijke oorzaak daarvoor, naast de altijd maar doorgaande inflatie, is de Caesar Act. Of eigenlijk: de Caesar Syria Civilian Protection Act, zoals de Amerikaanse wet voluit heet. Die wet, getekend door de vorige president Trump, werd van kracht op 17 juni 2020. Het doel is helder: het beschermen van de Syrische bevolking tegen hun eigen president Assad.
Dat dit nodig is, wordt niet zozeer betwist. Het blijkt alleen al uit de naam van de wet. Die is vernoemd naar een fotograaf binnen het Syrische leger die in het geheim samenwerkte met de Syrische oppositie. De taak van deze ‘Caesar’ was om gedode gevangenen op de foto te zetten in twee militaire ziekenhuizen in Damascus.
In 2014 bracht ‘Caesar’ zijn beeldmateriaal naar buiten. Foto’s van oudere mannen, jonge jongens, vrouwen soms. Foto’s van lichamen die bedekt zijn met bloederige wonden, met donkere plekken waar werd geslagen. De beelden schokten de wereld. Voor het eerst kwam in overweldigende hoeveelheden bewijsmateriaal naar buiten hoe Assad en zijn regime met tegenstanders omgaan. Haast niemand twijfelt er nog aan dat dit oorlogsmisdaden zijn.
De Caesar Act is deels het gevolg van dit beeldmateriaal. Het is de bedoeling dat het Assad-regime door de sancties zo wordt geïsoleerd dat de president stopt met zijn martelpraktijken. Het liefst zien de Amerikanen dat Assad helemaal van het toneel verdwijnt.
Maar werkt de wet zoals hij is bedoeld? Is het inderdaad het regime dat hierdoor onder druk komt te staan?
Nee, zeggen veel experts. Althans, het is zeker niet alleen het regime dat onder druk komt te staan. De directeur van het Midden-Oostenprogramma van de European Council on Foreign Relations, Julien Barnes-Dacey, wees er al in 2020 op dat de wet mogelijk precies het tegenovergestelde doel bereikt: een verdere verharding van het Syrische standpunt. Sindsdien is er inderdaad geen beweging geweest in de opstelling van Assad.
Dat de VS toch aan de sancties vasthouden, heeft volgens Barnes-Dacey vooral te maken met politiek: „De positie van de VS lijkt in de basis aangedreven te worden door machtspolitiek en door het doel zich ervan te verzekeren dat Rusland en Iran niet kunnen claimen gewonnen te hebben.”
Familieverband
Intussen kiezen omliggende landen eieren voor hun geld. Schoorvoetend wordt Assad weer opgenomen in het Arabische familieverband. Steeds meer Arabische staten heropenen hun ambassades in Damascus. In maart was Assad zelfs welkom in Dubai en Abu Dhabi – voor het eerst sinds het uitbreken van de oorlog. Hoewel de emiraten van Dubai en Abu Dhabi tot de beste bondgenoten van de Verenigde Staten horen in het Midden-Oosten, gaven ze hiermee een overduidelijk signaal af: Wij doen niet mee met jullie sanctiebeleid.
De VS gaven echter geen krimp, zei de woordvoerder van het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken vorige maand. „De Verenigde Staten zullen de sancties niet opheffen of laten varen en we steunen geen wederopbouw van Syrië totdat er onomkeerbare vooruitgang is geboekt richting een politieke oplossing, wat we nog niet hebben gezien.”
Met andere woorden: Assad moet nog steeds weg van de Amerikanen, maar de kans dat dit gebeurt is nu al zo goed als verkeken. Dat roept de vraag op wie er eerder gaat buigen: Assad omdat zijn volk zo crepeert onder de sancties, of de westerse leiders omdat ze zien dat hun sancties niet het beoogde effect hebben. Natuurlijk is de vraag stellen hem beantwoorden; Assad heeft immers al tien jaar laten zien dat het lijden van zijn volk voor hem geen reden is om te vertrekken. Hij zal, nu hij sterker is dan ooit sinds het begin van de oorlog, zeker niet willen toegeven.
Er is echter nog een andere oplossing denkbaar, een die voor Syrië zeer gewaagd is en verstrekkende gevolgen zou hebben: vrede sluiten met Israël, zoals eerder diverse Golfstaten dat deden met de Abrahamakkoorden. Dat zien de VS graag gebeuren en zou Assad bij de Amerikanen weer in een goed blaadje kunnen krijgen.
Er is één groot maar: Syrië verkeert technisch gezien al sinds de oprichting van de staat Israël in 1948 in een staat van oorlog met de buren. „Als Syrië meedoet met de Abrahamakkoorden zou het regime veel trots moeten inslikken”, denkt directeur Giorgio Cafiero van de Amerikaanse denktank Gulf State Analytics op Twitter. „Maar als dat de prijs is om de VS zo ver te krijgen dat ze de Caesar Act opheffen en toestaan dat investeringen uit de Golfstaten Syrië overspoelen en dat ze de wederopbouw van het land financieren, ben ik er niet van overtuigd dat Damascus nee zou zeggen.”
Depressief
Terug naar Aleppo, waar mensen nog altijd massaal weg willen – misschien zelfs massaler dan ooit. Zelfs vechten in Oekraïne voor Poetins leger is voor velen een aanlokkelijker alternatief dan thuis blijven.
Aan Doha Haj Ahmad is de wanhoop van haar gezicht af te lezen. Haar ogen staan treurig in haar door een hoofddoek omlijste gezicht. Ze weet het zelf. „Je kunt het aan me zien, hè, dat ik depressief ben”, zegt ze met een al even treurige glimlach.
De jonge vrouw woont met haar gezin in Oost-Aleppo, het deel van de stad dat het ergst werd getroffen tijdens de oorlog. „Ook tijdens de hevigste bombardementen zijn we hier altijd geweest. Waar konden we anders heen?”
Vijf jaar lang kwam Doha niet buiten: de Free Syrian Army die het destijds voor het zeggen had in Aleppo, stond niet toe dat vrouwen alleen buiten kwamen. Maar toch. „Je gelooft me misschien niet, maar ik mis die tijd”, zegt Doha zonder ironie. „Weet je waarom? Er was altijd eten toen. Tijdens de bombardementen was het beter dan nu. Ik weet van mensen dat ze bidden dat ze terug kunnen naar de tijd van raketten en explosies.”
Tel daarbij op een man die zijn vrouw mishandelt omdat hij door de oorlog is getraumatiseerd en de ellende is compleet.
Sommige van deze vrouwen vinden hun weg naar een hulpverleningsinstantie, zoals Dorcas. Die Nederlandse hulporganisatie werkt in Aleppo onder meer in de zwaar getroffen wijk Hanano, waar ook Doha woont. Deze grote, honderd procent soennitische wijk stond jarenlang bekend als de belangrijkste haard van opstand tegen het regime van Assad in de stad. Eind 2016 kwam dit deel van Oost-Aleppo na zware gevechten weer onder controle van de overheid, maar de prijs daarvoor was hoog en die werd vooral betaald door mensen als Doha en de andere honderdduizenden soennitische vrouwen en kinderen in de stad.
Mozaïek
Wie kan, vertrekt. Dat was zo tijdens de oorlog, dat is nog altijd zo. „Vind je het gek?”, vraagt Riad Sargi retorisch. Hij is directeur van Caritas in Syrië en ziet de gevolgen van de toenemende armoede al jaren met eigen ogen. „Jongeren willen een huis kunnen kopen, een gezin kunnen stichten. Dat is vrijwel onmogelijk vanwege de sancties tegen Syrië, en vanwege de devaluatie van de Syrische munt. Met de overheid heeft dat niet zoveel te maken. Het zijn de sancties die ons doden, niet de overheid.”
Christenen hebben het, vergeleken met andere groepen in de samenleving, zo slecht nog niet, ziet Sargi. „De overheid steunt de christenen, ze heeft hen nodig voor de verscheidenheid. De overheid wil een mozaïeksamenleving en dat gaat niet zonder de christenen.”
Moslimgezinnen daarentegen, vooral de honderdduizenden soennieten in zwaarbevochten steden als Deir al-Zor en Aleppo, hebben vrijwel niets meer. „De huizen zijn totaal vernield.”
Somber
Datzelfde zegt de Armeens-orthodoxe bisschop Massis Zouboyan van Aleppo. Hij ontvangt zijn bezoek in zijn koude appartement naast de Armeens-orthodoxe kathedraal van de stad. „De overheid heeft christenen nodig, ze helpt ons waar ze kan. Daardoor hebben moslims het slechter, dat moeten we eerlijk zeggen.”
Aleppo was ooit een van de belangrijkste Armeens-orthodoxe bolwerken van het Midden-Oosten. Aleppo was een knooppunt; handelaren uit Iran op weg naar Israël kwamen er langs. Welgestelde Armeense christenen bouwden er rijkversierde kathedralen. Buiten op straat is die grandeur nog steeds zichtbaar in de bouwstijl van de huizen. Maar veel ornamenten zijn vies of beschadigd. Aleppo is een schim van zichzelf geworden en het leven heeft zijn kleur verloren, ook voor de christenen.
„Vooral rijke Armeniërs vertrokken”, weet bisschop Massis. „Wat overblijft, is overwegend een arme groep die gebrek heeft aan alles. Misschien zijn we nu wel veiliger dan voorheen, en het is goed om dat te benoemen. Maar de meerderheid lijdt.”
Massis is somber, klinkt als iemand die de hoop heeft opgegeven. „Toen ik net aankwam als bisschop in Aleppo dacht ik dat het snel beter zou gaan. Maar nu, na meer dan twee jaar, denk ik dat die toekomst waarin het beter zal gaan nog veel verder weg ligt. Ik weet niet eens of ik dat nog zal zien.”
De bisschop wijst met een brede armzwaai naar buiten, waar de avond is gevallen. „Er zijn geen zichtbare tekenen dat het snel beter wordt. De tekenen die ik wel zie, zijn mensen zonder huizen, zonder eten. Ik heb in het begin veel gezinnen bezocht en toen ben ik ermee gestopt. Ik kon het niet meer. Ik kan ze een preek geven, maar deze mensen hebben geen preek nodig. Ze hebben eten nodig, medicijnen, werk, een huis. En ik kan ze er niet aan helpen.”
Jongens voetballen op een plein in een zwaar beschadigd deel van Aleppo. De oorlog in de stad is voorbij, maar de levensomstandigheden zijn voor veel inwoners alleen maar moeilijker geworden. beeld Jacob Hoekman