Opinie

Pleidooi voor staatsschool vraagt om verzet

De bijzondere school staat ter discussie. Christenpolitici zouden zich moeten wapenen tegen de dictatuur van het moderne gelijkheidsdenken, aldus Bart Jan Spruyt zaterdag 30 maart in de rubriek Haagse Kringen. Dit is het tweede deel in een driedelige serie met reacties uit de politiek. Het gevaarlijke misverstand is dat de ideologie van de secularisatie niet als een specifieke ideologie wordt herkend, meent Kars Veling.

9 April 2002 06:39Gewijzigd op 13 November 2020 23:30

Hebben christelijke scholen hun langste tijd gehad? Als het aan de D66-er Van Boxtel of aan de SP-er Marijnissen ligt wel. Het lijkt erop dat christelijk Nederland zich -na een eeuw gelijkberechtiging van openbaar en bijzonder onderwijs- moet voorbereiden op een nieuwe schoolstrijd.

Wat is er eigenlijk aan de hand? Het is toch een wonderlijke zaak dat volksvertegenwoordigers zich sterk maken voor de afschaffing van een grondwettelijk recht van burgers. In Nederland gebeurt dat momenteel. D66 en de SP -met enige sympathie gadegeslagen door grotere partijen- willen wel af van de vrijheid van onderwijs.

Wat beweegt hen? Er zijn twee motieven te onderscheiden. Blijkbaar moet de ideologie van de secularisatie het hele Nederlandse onderwijs gaan bepalen. En mede daarom moet de overheid een steviger greep krijgen op de identiteit van de scholen.

Ons onderwijsbestel is een product van de typisch Nederlandse manier waarop de verantwoordelijkheid van de overheid gecombineerd kan worden met de eigen verantwoordelijkheid van burgers. Volgens de grondwet is de overheid ervoor verantwoordelijk dat er voldoende goede scholen zijn. Maar meteen daarbij wordt gezegd dat niet de overheid de eerstaangewezene is om de inhoud van het onderwijs te bepalen. Het geven van onderwijs is vrij. En het vrije, niet-openbare onderwijs wordt op gelijke voet met overheidsscholen bekostigd. De voordelen zijn duidelijk. Om het wat zakelijk te zeggen: de staatsburgers en belastingbetalers krijgen daardoor waar zij recht op hebben, niet direct vanuit staatsinstellingen, maar via eigen organisaties die diensten op maat kunnen leveren.

Paars sentiment
Ruimte voor particulier initiatief in de publieke sfeer wordt natuurlijk nooit zomaar gegund. De burgerlijke elite in de negentiende eeuw moest niet veel hebben van separatisten, die eigen scholen wilden. En in sommige opzichten waren haar bedoelingen ook wel te begrijpen. Was openbaar onderwijs op basis van het Evangelie niet een belangrijk goed voor Nederland? Maar ja, toen geconstateerd moest worden dat het algemeen-christelijke karakter van het onderwijs op veel scholen aan het vervagen was, drong de vraag zich op of de bakens dan niet verzet moesten worden. Was de verdeeldheid in Nederland niet een onloochenbaar feit? Was het dan niet beter om gemeenschappen in de samenleving de ruimte te gunnen voor eigen scholen?

Het resultaat van de ontwikkeling in de negentiende eeuw was dat er -mede op basis van de leer van de ”soevereiniteit in eigen kring” van Abraham Kuyper- een heel bijzonder maatschappelijk stelsel groeide, onder andere in het onderwijs! De verdiensten van dit stelsel zijn dat het recht doet aan de verantwoordelijkheid van ouders en dat het vrijheden waarborgt. Het stelsel is vraaggestuurd en anticentralistisch. De overheid waarborgt de deugdelijkheid van het onderwijs, met inachtneming van de vrijheid van richting en inrichting. En zij zorgt ervoor dat ouders die geen gebruik maken van de mogelijkheden van eigen scholen, terechtkunnen in openbare scholen.

Dit stelsel ligt nu opnieuw onder vuur. Wat is er aan de hand?

Ik vermoed dat de pleidooien om de vrijheid van onderwijs af te schaffen, onder andere te maken hebben met een ’paars’ sentiment, namelijk de weerzin tegen confessionele macht in maatschappelijke instituties. De eerlijkheid gebiedt te zeggen dat die aversie soms gevoed is doordat scholen in de praktijk hun identiteit niet zo serieus namen. Daardoor kon de opstelling van de schoolbesturen en van de organisaties binnen het bijzonder onderwijs de indruk wekken dat het meer om macht dan om idealen ging. Hier ligt mijns inziens een blijvende opdracht voor het bijzonder onderwijs zelf.

De bestrijders van de vrijheid van onderwijs realiseren zich, naar ik aanneem, dat hun plannen vooral verstrekkende consequenties hebben voor de kleinere scholengroepen die sterk hechten aan hun eigenheid. Gaat het daarom ook? Speelt de vrees voor verdeeldheid in de samenleving weer op, net als in de tijd van de schoolstrijd? Ten aanzien van islamitische scholen wordt met zoveel woorden gezegd dat deze de integratie van allochtonen in de weg staan. Maar het is de vraag of dat zo is. Bijzondere scholen hebben ook in het verleden bijgedragen aan de emancipatie van bevolkingsgroepen. Trouwens, moet de vrijheid van bevolkingsgroepen om in opvoeding en onderwijs een eigen richting te kiezen, niet de doorslag geven? De ontkerstende meerderheid in Nederland, die zichzelf natuurlijk gematigd en weldenkend acht, vindt het bedenkelijk als groepen zich min of meer apart opstellen. Maar een robuuste rechtstaat moet kunnen omgaan met verschillen.

Gevaarlijk misverstand
De actuele weerstand tegen de vrijheid van onderwijs komt voort uit de overtuiging dat het publieke leven, waartoe ook het onderwijs wordt gerekend, vrij moet zijn van godsdienst. Een religieuze overtuiging is te tolereren als een persoonlijke eigenaardigheid, zo wordt gezegd, maar daarbij moet het dan ook blijven. Het onderwijs moet jonge mensen ervan doordringen dat ieders religieuze of niet-religieuze opvattingen evenveel waard zijn. Want alleen zo kan noodzakelijk onderling respect tussen burgers groeien. Dus zijn scholen op godsdienstige grondslag uit de tijd.

Het gevaarlijke misverstand dat in deze gedachtegang schuilt, is dat de ideologie van de secularisatie ervan niet als een specifieke ideologie wordt herkend! Van Boxtel en Marijnissen willen de indruk wekken dat ze boven de verdeeldheid van levensbeschouwingen verheven zijn. Maar in feite zijn ze in de strijd tussen ideologieën simpelweg partij. Het pleidooi voor één type onderwijs komt neer op een pleidooi voor geseculariseerde staatsscholen.

Geen wonder dat de vrijheid van onderwijs een vervelend obstakel is voor politici die de samenleving graag willen vormen door onderwijs dat hun idealen weerspiegelt. In de praktijk zie je ook voortdurend dat de vrijheid van onderwijs ergernis oproept. De rijksoverheid en het parlement hebben vaak zó goede bedoelingen, dat het ronduit lastig is om steeds geconfronteerd te worden met scholen die met een beroep op de grondwet opkomen voor hun zelfstandigheid. Maar ik zou zeggen dat democratisch gezinde partijen toch moeten weten dat maatschappelijk verweer tegen overheidsbemoeienis leerzaam is voor bestuurders.

Het gaat er steeds meer op lijken dat de vrijheid van onderwijs -bijna een eeuw na de pacificatie- opnieuw inzet wordt van politieke strijd. Daarbij gaat het om het voortbestaan van christelijke scholen. Maar het gaat ook om het meer omvattende belang van onderwijs dat is ingebed in de opvoedingsidealen van ouders. Onderwijs is een voorwerp van zorg van de overheid. Zeker, maar laat de verantwoordelijkheid voor de richting van dat onderwijs alsjeblieft bij de ouders liggen.

De ChristenUnie zal een nieuwe schoolstrijd natuurlijk niet ontlopen. We zullen -samen met anderen- met alle kracht betogen dat artikel 23 moet blijven, zonder vervaging van de grens tussen openbaar en bijzonder onderwijs. De unieke combinatie die artikel 23 van de grondwet biedt van een zorgplicht van de overheid enerzijds en een vrijheid van burgers anderzijds, moet een belangrijke hoeksteen voor het Nederlandse onderwijs blijven.

De auteur is lijsttrekker van de ChristenUnie.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer