Lijden
Waarom was het toch vooral vlak voor Zijn lijden dat Jezus zo veel sprak over de laatste tijden? Juist in de paar dagen tussen Palmzondag (de intocht op het ezelsveulen) en de donderdag van het Pascha heeft Hij in veel gelijkenissen en meer directe bewoordingen aangewezen wat de tekenen zouden zijn van het naderend einde van de wereld. En ook hoe het in Zijn tweede komst zal zijn. Waarom juist in die laatste week, wat wil Hij ons daarmee zeggen?
Zou het niet zijn dat wij ook alles wat er nu gebeurt vooral moeten zien in het licht van Christus’ lijden en sterven? De oorlogen, hongersnoden, vervolgingen, het lijden dat onze ”broederschap in de wereld” overkomt.
Christus’ dood is het middelpunt waar alles in de geschiedenis om draait. De Assyriërs in Hizkia’s dagen konden Jeruzalem niet in omdat Christus daar moest komen (Jesaja 10-11); dat er na de verwoesting van de eerste tempel tegen alle politieke verwachting in een tweede tempel verrees, was alleen maar omdat de Messias daar moest komen (Daniël 9). Johannes zag Jezus de wereldregering op Zich nemen, als „het Lam, staande als geslacht” (Openbaring 5).
We mogen dus de meest schokkende wereldberichten niet alleen zien als vervulling van Zijn profetie, maar daarbij bovendien opzien naar Hem aan het kruis. Hij heeft alle ellende, smaad en onrecht doorstaan. En dat schept de mogelijkheid ons in geloof aan Hem vast te houden. Dat verandert het verschrikkelijke van de oorlog niet, of het zware van de vervolging, of de zorgen die we persoonlijk kunnen hebben. Het betekent wel dat we dan Iemand hebben Die ons daardoorheen trekt, en verder door alle tijden heen Zijn Woord en Geest aan de kinderen zal geven (Jesaja 59).
Het betekent bovendien dat ons echte leven ergens anders is. Jezus is na Zijn lijden en dood uitermate verhoogd. Daarom –voor wie leeft door het geloof, Habakuk 2– is er niet alleen het zichtbare aardse leven met alles wat hier gebeurt, maar ook het anker in de hemel, het hemels burgerschap. Dit ”dubbelleven” is ook de hoofdboodschap van de Hebreeënbrief. Voor alle duidelijkheid: daarin is het aardse nog steeds belangrijk omdat dit leven (van waken en bidden) blijkt uit liefde en herbergzaamheid voor en trouw aan de mensen om ons heen (1 Petrus 4).
Vraag is dan nog wel: wat moeten we hier in de politiek nu mee? Duidelijk is: het nastreven van de aardse heilstaat heeft geen zin. Dat leidt alleen maar tot een te grote greep van de overheid op de samenleving. Wel heeft de overheid de roeping om publieke gerechtigheid en vrede te bevorderen en te bewaken, en zich dus ook waar mogelijk te verzetten tegen de Russische inval in Oekraïne en de misdaden waarmee die gepaard gaat. Tegelijkertijd past het Westen volstrekt geen superieure toon over de eigen waarden ten opzichte van ideeën van sommige Russen over een groot rijk. Zijn juist de westerse landen geen voortrekker geworden in het zoeken van alle geluk en vrede in het aardse vrijheidsrijk?
Jezus’ Koninkrijk is niet van hier, zo zei Hij tegen Pilatus. Maar het Koninkrijk komt wel hier op aarde. Niet door kracht en geweld, maar door Woord en Geest. De gebeden in Handelingen zijn er daarom vaak op gericht dat de politieke gebeurtenissen de verkondiging van Gods Woord vooral niet in de weg zullen staan.
Overigens is opvallend dat Jezus er Pilatus ook op wijst dat die zijn gezag slechts draagt bij de gratie van God. Elke overheid draagt ook verantwoordelijkheid om de voortgang van Gods Koninkrijk te bevorderen. Maar Jezus onderging gewillig het onrecht van die stadhouder, omdat Zijn Vader dit wilde. En om de vreugde die Hem was voorgesteld.
De auteur is advocaat bij BVD advocaten.