Een pissenbed is de kangoeroe in de kruipruimte
Een bezoekje aan de kruipruimte is genoeg om kennis te maken met een van de vele soorten pissebedden die we in Nederland hebben. Bodemfaunaspecialist Matty Berg laat zien hoeveel interessante kanten aan deze veertienpotige wezentjes zitten.
Vanwege een lekkende verwarmingsbuis was ik onlangs op expeditie in de kelder onder ons huis. Het lek bleek onvindbaar, maar mijn oog viel wel op een paar huisgenoten die probeerden te ontsnappen aan de sterke lichtbundel van mijn hoofdlamp: pissebedden. Daar wil ik meer van weten, dacht ik, want zij hebben vast mooie verhalen te vertellen!
Maar waar begin je als je een pissebed zou willen interviewen? Bij mensen die ze onderzoeken natuurlijk. Je zou biologen in die zin ook kunnen beschouwen als vertalers. Je kunt dat tegenwoordig zelfs vrij letterlijk nemen als je kijkt naar de vorderingen op het gebied van vogeltaal. Bij pissebedden is het helaas nog niet zover, maar bodemfaunaspecialist Berg heeft wel meteen mijn aandacht te pakken als ik hem spreek.
„Ze hebben een broedbuidel?”
„Ja, ik noem een pissebed ook wel eens de Nederlandse kangoeroe. Het zijn eigenlijk een soort kreeftjes op land. Maar na de bevruchting van de eitjes brengt het vrouwtje de eitjes over naar een broedbuidel. Uit zo’n eitje kruipt een nog niet helemaal complete pissebed, die manca wordt genoemd. Deze manca’s groeien vervolgens in de buidel uit tot jonge pissebedden. Daarna barst de buidel open en zijn de jonge pissebedden meteen zelfstandig, maar nog niet volwassen. Daar gaan nog een aantal vervellingen overheen”, legt Berg uit. Hij is als onderzoeker –zowel professioneel als hobbymatig– verbonden aan universiteiten in Amsterdam (VU) en Groningen, aan Naturalis en aan het kenniscentrum insecten EIS.
Ik probeer me voor te stellen hoe dat eruitziet, zo’n broedbuidel vol manca’s, maar mijn fantasie is blijkbaar niet rekbaar genoeg om me in de voortplanting van deze ‘primitieve’ diertjes te kunnen verplaatsen. Net als de meeste Nederlanders ben ik waarschijnlijk te veel geïndoctrineerd door het idee dat pissebedden vieze beesten zijn. Als je op internet zoekt op pissebedn, verwijzen dan ook veel links naar bedrijven die vertellen hoe je van ze af komt.
38 soorten
Daartussen staat echter ook een link naar de prachtige website pissebeddenproject.nl. Ik kijk er wat rond en stuit op een paar soorten die veel in huizen voorkomen en die ik waarschijnlijk gedag heb gezegd in mijn kruipruimte. Berg zegt desgevraagd dat het in de kelder om meerdere soorten zou kunnen gaan. „Er zijn 38 soorten landpissebedden bekend in Nederland. Eén soort is specifiek vooral te vinden in gebouwen; de zwartkoppissebed. Je vindt ze vaak in oude gebouwen zoals kerken, molens en schuren. Daarnaast is een aantal soorten heel algemeen. De ruwe pissebed en de kelderpissebed bijvoorbeeld; die leven ook in huizen. Als je een vochtig en oud huis hebt, is de kans dat je samenleeft met pissebedden heel groot, maar echt last heb je er eigenlijk nooit van.”
Even dringen zich de verhalen op van wijlen Roger Deakin, een Engelse natuurschrijver die zijn oude boerderij The Walnut Tree Farm openstelde voor andere levende wezens. Pissebedden waren van harte welkom en hij bestudeerde zijn ”woodlice” bovendien met veel enthousiasme. Deakin ergerde zich mateloos aan onze beperkte kennis van het bodemleven, een fascinerend rijk waar we als mens juist zo van afhankelijk zijn. „Stel je maar eens voor dat al die blad- en houtverterende organismen er níét zouden zijn.”
Onfortuinlijke naam
Dat mensen minder enthousiast zijn over deze veertienpotige wezentjes heeft wellicht met de naam te maken. Volgens Berg zijn er twee overleveringen voor deze onfortuinlijke naamgeving in het Nederlands: „Als er veel pissebedden bij elkaar zitten, zou het naar urine ruiken. Dat klopt niet. Waarschijnlijker is dat schimmels die geur verspreiden. En de andere verklaring is dat pissebedden vroeger werden gebruikt als remedie tegen bedplassen. Ze werden vermalen en door de pap gemengd. Maar dat hielp natuurlijk niet.”
En dan snel terug naar de mooie verhalen, want wat wel klopt is dat er over elk levend wezen veel interessants te vertellen is. Moet het gaan over de pissebedden die ik zelf vaak tegenkom in haksporen van zwarte spechten? Over de bijzondere havenpissebed die als een soort kameleon van kleur kan veranderen? Ik ben vooral nieuwsgierig naar de bijzondere leefwijze van de mierenpissebed, een soort waarvan lang werd gedacht dat hij nogal zeldzaam was.
„De mierenpissebed is blind en volledig aangepast aan het leven in mierennesten. Ze nemen langzaam de geur aan van het nest als ze erin kruipen. Normaliter zou een mier zo’n pissebed doden, maar dat gebeurt niet als die vertrouwd ruikt. Ook heeft de mierenpissebed een breed plat lijf, en krijgen de mierenkaken geen vat op de pissebed. Als het mierennest vervolgens ter ziele gaat, volgt de pissebed het spoor van mierenzuur op zoek naar een ander nest.”
Longkieuwen
Inderdaad, het zijn allemaal interessante verhalen die het waard zijn om verteld te worden aan jong en oud. Daarom bel ik nog even met mijn natuurvriend Guido Lek. Hij werkt voor het IVN in de drie noordelijke provincies. Hij heeft onlangs een programma over bodemdiertjes gedraaid op basisscholen. Lek: „Het zijn diertjes die niet zo opvallen. De magie is om rond het ogenschijnlijk levenloze schoolplein uit te vinden waar ze verstopt zitten en de kinderen dan goed te laten kijken. Dan komen de vragen los. Hoeveel poten hebben ze? Hoeveel ogen? Wist je trouwens dat pissebedden een soort van longkieuwen hebben?”
Nee, ook dát wist ik niet. Maar nu wel.