„Label van apartheid past niet op Israël”
Amnesty International betitelt Israël als een apartheidsstaat wegens de behandeling van Palestijnen. Die beschuldiging heeft echter geen basis in het internationaal recht. Jurist Andrew Tucker: „Dit tast de integriteit van het internationale juridische systeem aan.”
Het rapport van Amnesty International (AI) dat begin deze maand uitkwam, loog er bepaald niet om. „De Israëlische autoriteiten hanteren een systeem van onderdrukking en overheersing dat leidt tot apartheid tegen Palestijnen”, was de harde conclusie van de mensenrechtenorganisatie.
Die onderdrukking uit zich onder andere in het onrechtmatig onteigenen van land en eigendommen van Palestijnen. Verder beperkt Israël hen volgens Amnesty in hun bewegingsvrijheid, ontzegt hun het recht op nationaliteit en staatsburgerschap en doodt het demonstranten onwettig.
Bovendien blokkeert Israël illegaal de toegang tot de Gazastrook, waarmee het de burgers daar collectief straft en de humanitaire crisis verergert.
„Duizenden Palestijnen uit de Bezette Gebieden worden jaarlijks willekeurig opgepakt, honderden van hen worden zonder aanklacht of proces opgesloten in Israëlische gevangenissen. De autoriteiten nemen maatregelen tegen mensen die kritiek leveren op de Israëlische bezettingspolitiek”, aldus het rapport.
En Amnesty is niet de enige. Ook instanties als Human Rights Watch en de Israëlische mensenrechtenorganisatie B’Tselem hebben de Joodse staat herhaaldelijk van het voeren van apartheidspolitiek beschuldigd.
Andrew Tucker keert zich fel tegen het gebruik van de term apartheid om de behandeling van de Palestijnen door Israël te kenschetsen. De internationaal jurist is directeur van Thinc, een denktank die zich enerzijds inzet voor de „bestrijding van de delegitimering van de staat Israël”, maar ook ijvert voor de bevordering van een „eerlijke en gebalanceerde toepassing van het internationaal recht” voor Israël, Palestijnen en andere volken in de regio.
„Er bestaat ten eerste geen eenduidige juridische definitie van apartheid”, legt Tucker uit. „Het begrip wordt gebruikt in het Statuut van Rome, waarmee in 2002 het Internationaal Strafhof is opgericht. Daar wordt apartheid onder misdaden tegen de menselijkheid genoemd, maar niet nader gedefinieerd. Overigens is Israël geen partij bij deze overeenkomst.”
Apartheid wordt ook genoemd in de in 1966 ondertekende Internationale Conventie voor uitbanning van alle vormen van raciale discriminatie. Maar ook die verdragsbepaling dekt niet de lading die Amnesty en andere clubs eraan willen geven.
„Het punt is dus: waar hebben we het eigenlijk over als je met de term apartheid schermt”, zegt Tucker. „Amnesty International en Human Rights Watch hanteren een eigen definitie, die nergens in internationale verdragen of het internationale gewoonterecht is terug te vinden. Zij betitelen alles wat met ongelijkheid te maken heeft al snel als apartheid. Dan ga je aan de slag met een begrip waarvan de omschrijving niet eens helder is. Dat creëert een beeld van Israël dat voortdurend het internationale strafrecht overtreedt. Dit tast de integriteit van het internationale juridische systeem aan. Dat vind ik heel gevaarlijk.”
Historisch gezien verwijst apartheid naar het systeem dat tot 1994 in Zuid-Afrika gold, waarbij blank en zwart strikt werden gescheiden. Maar die vergelijking gaat voor Israël en de Palestijnen op alle fronten mank, stelt de Tinc-directeur. „Natuurlijk is er in Israël sprake van discriminatie. Het valt niet te ontkennen dat er spanningen tussen bevolkingsgroepen zijn. Maar in Zuid-Afrika was er een wettelijke basis voor het uit elkaar halen van witten en niet-witten, ook in fysiek opzicht.”
„Amnesty doet in haar rapport voorkomen dat in het Israëlische beleid ten aanzien van de Palestijnen ook sprake is van raciale ongelijkheid”, vervolgt Tucker. „Dat is pertinent onjuist. Het gaat hier niet om ras, maar om een politiek verschil en een onderscheid in nationalistische aspiraties. Ja, op de Westelijke Jordaanoever is feitelijk sprake van segregatie. Maar dat is precies wat de Palestijnen willen met hun verlangen naar een eigen staat.”
Het verwijt van Amnesty dat Israël een apartheidsstaat vormt, is volgens u onterecht. Maar hoe moeten we dan al die incidenten die in het rapport worden genoemd kwalificeren?
„Er staan zeker zaken in die waar zijn. Er ís sprake van geweld vanuit Joodse nederzettingen; er zijn dingen die niet goed gaan. Maar dat is slechts de halve waarheid. Er zijn ook diverse voorbeelden geanalyseerd die simpelweg niet kloppen. Amnesty baseert zich voornamelijk op informatie die van Palestijnse ngo’s komt. Er is sprake van moeilijk te achterhalen bewijs. Mensenrechtenorganisaties vormen met dit soort rapporten een eigen rechtbank. Mede door een agressieve campagne op sociale media wordt een heel eenzijdig beeld van de werkelijkheid gecreëerd. Het geheel vertoont een grote disbalans.”
De Israëlische regering vindt dat het rapport antisemitisch is. Bent u het daarmee eens?
„Ik neem het woord antisemitisme als jurist niet graag in de mond. Ook dat is een kwestie van definitie. Ik zie wel een langlopende tendens bij mensenrechtenorganisaties én de Verenigde Naties die sterk anti-Israël is. Daaruit krijg je de indruk dat zij niet willen dat de Joodse staat bestaat. Vooral bij Amnesty zie ik dat zij vaak al bij voorbaat kritiek op Israël heeft.”
Welke handvatten biedt het internationaal recht om met het Israëlisch-Palestijns vraagstuk om te gaan volgens u?
„Niet veel. Het internationaal recht is nog altijd niet sterk ontwikkeld, vooral als het om handhaving gaat. Ook niet als het gaat om het tegengaan van beeldvorming. We kunnen Amnesty moeilijk voor de rechter slepen. Ik zie bij mensenrechtenorganisaties een enorme nadruk op het humanitaire recht en het internationaal strafrecht. Dat is ook logisch. Maar het internationaal recht gaat ook over soevereiniteit van staten en territoriale integriteit. En in positieve zin is het bedoeld om internationale samenwerking te bevorderen. Kijk eens naar de Abraham Akkoorden die Israël recent met diverse Arabische landen sloot om de betrekkingen te normaliseren. Zo kan het dus ook. Maar daar hoor ik in dit soort rapporten niet zo veel over.”