Cultuur & boeken

Een calvinistische revolutie

Titel:

Wietske Nobel-Kroon
8 December 2004 13:50Gewijzigd op 14 November 2020 01:58

”Oorlog, mijn arme schapen. Een andere kijk op de Tachtigjarige Oorlog 1565-1648”
Auteur: Ronald de Graaf
Uitgeverij: Van Wijnen, Franeker, 2004
ISBN 90 5194 272 9
Pagina’s: 686
Prijs: € 69,50. ”Oorlog om Holland 1000-1375”, door Ronald de Graaf; uitg. Verloren, Hilversum, 2004 (2e dr.); ISBN 90 6550 807 4; 494 blz., € 15,-.

Titel: ”De waarheid over Floris”
Auteur: Ronald de Graaf
Uitgeverij: Van Wijnen, Franeker, 2004
ISBN 90 5194 273 7
Pagina’s: 88
Prijs: € 18,50.

Eigenlijk was de Tachtigjarige Oorlog de eerste grote moderne revolutie in de wereldgeschiedenis. Dat zegt historicus Ronald de Graaf naar aanleiding van zijn nieuwe boek ”Oorlog, mijn arme schapen. Een andere kijk op de Tachtigjarige Oorlog 1565-1648”. „En dat is voor calvinisten best even slikken.”

„De naam ”Tachtigjarige Oorlog” is in de negentiende eeuw geïntroduceerd door protestantse historici. Zij zagen de periode 1568-1648 als een echte godsdienstoorlog: op het veertigjarig martelaarschap onder het rooms-katholieke bewind van Spanje volgde de tachtigjarige krijg. Dat hun calvinistische voorouders eigenlijk rebellen waren die onrust op straat veroorzaakten, makkers bevrijdden uit gevangenissen of van brandstapels en kerken bestormden, vond men een beetje gênant. Vanwege hun afwijzing van de waarden van de Franse Revolutie verwijderde men zich liever van dit beeld van de Opstand.”

Ronald de Graaf (1961) praat zoals hij schrijft: aan één stuk door. Hij wordt meegesleept door een enorm enthousiasme. En dat terwijl hij al zestien jaar met oorlog bezig is. In 1996 promoveerde hij op ”Oorlog om Holland 1000-1375”, een onderzoek naar de oorlogen die in de Middeleeuwen om het gewest Holland zijn uitgevochten. Van het proefschrift verscheen vorige maand de tweede druk. Tegelijkertijd kwam zijn nieuwe boek uit: ”Oorlog, mijn arme schapen”. Aan elke ’pil’ werkte hij acht jaar. „Die jaren vliegen om. Sneller kun je zulke boeken ook niet schrijven. Je hebt zo veel materiaal, dat moet de tijd krijgen om te rijpen. Soms zag ik pas bij de eerste drukproef verbanden die ik daarvoor nog niet had gezien.”

De titel, ”Oorlog, mijn arme schapen”, is een knipoog naar een regel uit het Wilhelmus: „Oorlof [afscheid] mijn arme schapen.” De Graaf, docent geschiedenis en godsdienst aan de Christelijke Hogeschool Ede en docent Middeleeuwen aan hogeschool de Driestar in Gouda, heeft de titel niet zelf bedacht. „Toen het boek af was, had het nog steeds geen titel. Een collega in Ede, die een kei is in het bedenken van slagzinnen, kwam toen hiermee aanzetten. De uitgever moest wel erg wennen. En ik geef toe, niet iedereen herkent het grapje. Maar ik wist zelf ook niets beters.”

Portemonnee
De Graaf koos als motto voor zijn boek een uitspraak van Albert Camus: „De grote revoluties zijn altijd metafysisch.” Daarmee keert hij weer terug naar het begin van de geschiedschrijving over de Tachtigjarige Oorlog. „Niet in de zin van God, Nederland en Oranje. Maar ik geef in mijn boek wel een wetenschappelijke herbevestiging van de visie dat het vooral een calvinistische revolutie is geweest. Het wrange is trouwens dat het volk pas in opstand kwam door de belastingen. Toen vreesden ze voor hun portemonnee.”

Het begin van de Tachtigjarige Oorlog was een revolutie in drieën, aldus de historicus. „Een financiële, een calvinistische en een militaire revolutie. Je kunt er niet één weglaten.”

Als specialist in de militaire geschiedenis besteedde De Graaf vooral aandacht aan de revolutie op het strijdtoneel. „Je ziet duidelijk een opeenvolging van fasen. Het begon met opstanden. Op een gegeven moment kwam er een soort guerrilla, denk maar aan de Watergeuzen. Deze ongeregelde oorlogvoering ging over in de fase van geregelde oorlogvoering tussen de Republiek en Spanje. Na 1635 is er zelfs sprake van een internationale coalitieoorlog.”

In de inleiding van het boek besteedt de auteur aandacht aan de verschillende benamingen voor de behandelde periode. De namen ”opstand” en ”revolutie” geven goed de beginfase aan, maar dekken reeds na 1590 de lading niet meer, omdat dan de Republiek is ontstaan. Er is vanaf die tijd sprake van een echte oorlog. De Graaf kiest daarom toch voor ”Tachtigjarige Oorlog”, hoewel het beginpunt, 1568, vrij willekeurig is gekozen. Hij neemt zelf als uitgangspunt het jaar 1565, waarin edelen een verbond sluiten om de inquisitie te bestrijden.

Rebellenleider
Dat De Graaf het begin van de Tachtigjarige Oorlog beschouwt als een revolutie heeft als concreet resultaat dat het beeld van Willem van Oranje geretoucheerd moet worden van de zwijger naar de rebellenleider. De Graaf vergelijkt hem met revolutionairen als Robbespierre, Lenin, Mao en Ho Chi Minh. „Dat is wel even slikken voor calvinisten. Gelukkig was Willem van Oranje niet zo wreed. Het is een nette revolutie geworden, zonder massaslachtingen. Oranje leerde ook van zijn fouten. In feite was hij een genie. Hij had een geweldig geheugen, een goed strategisch inzicht en kon met mensen omgaan.”

Het vernieuwende van ”Oorlog, mijn arme schapen” is ook dat het een synthese wil zijn, een overzichtswerk. De Graaf brengt de belangrijkste aspecten van de oorlogvoering met elkaar in verband. Ook aspecten die niet eerder waren onderzocht behandelt hij, zoals bijvoorbeeld het effect op de burgerbevolking, de militaire geneeskunde en de wijze van commandovoering. Hij raadpleegde voor zijn boek zeer gevarieerde bronnen: liedjes, rijksarchieven, pamfletten, brieven van Willem van Oranje en het dagboek van de Friese stadhouder Willem Frederik.

Het schrijven van dit overzichtswerk leverde zo veel materiaal op dat het wel eens explodeerde in zijn hoofd, erkent de auteur. „Gelukkig weet je van tevoren nooit waar je aan begint”, lacht hij. Achteraf is hij „best een beetje trots” op het resultaat: een mooi vormgegeven boek van bijna 700 pagina’s.

Beleg van Oostende
Tijdens zijn onderzoek deed De Graaf interessante ontdekkingen. „Bijna iedereen kent de Slag bij Nieuwpoort, 1600. Dat jaartal is erin gedreund. Maar vrijwel niemand heeft ooit gehoord over het beleg van Oostende, terwijl de impact daarvan op het strijdtoneel veel groter was en er ook nog eens 100.000 man zijn gesneuveld.”

De historicus had ook niet gedacht dat de rol van het landschap zo bepalend zou zijn. „In de Republiek draaide de oorlogvoering echt om het water en de steden. De Brits-Amerikaanse historicus Geoffrey Parker had nog nooit naar de rol van het water gekeken, vertelde hij mij. Maar dat was wel de reden waarom de Spanjaarden al na tien jaar vertrokken waren uit het westen van de Republiek. De opstandelingen hadden dit vlakke landschap onder water gezet om de vijand te verdrijven. In het weelderig begroeide Brabant is er daarentegen hard gevochten, vooral om Breda en Maastricht.”

Om te illustreren wat de oorlog voor de gewone burger betekende, gebruikt De Graaf onder andere een dagboek van een inwoner van Haarlem. „Terwijl die man schrijft, hoor je als het ware de kanonnen dichterbij komen. In het begin lees je grote verhalen, in de trant van ”niemand doet ons wat”. Maar als de kannonen te dichtbij komen en de eerste doden vallen, zijn de varhalen lang zo sappig niet meer. Even later schrijft hij al niet meer hoeveel doden er zijn gevallen. De oorlog wordt dan schrikwekkend.”

Als De Graaf tijdens zijn onderzoek dit soort bronnenmateriaal tegenkomt, wordt hij erg enthousiast. „Dat geeft je de kans om naast de mensen te gaan zitten over wie je schrijft. En geschiedenis moet vooral over levende mensen gaan. Dat geeft het vak zijn fun. Daar doe ik het voor.”

Is het doel van geschiedschrijving het plezier dat je eraan beleeft?
„Ik heb medelijden met mensen die altijd maar willen dat het vak geschiedenis nut heeft. Sommigen doen zo hoogdravend. Het kan mij niet schelen of het nut heeft. Ik zeg ook nooit: mijn colleges zijn nuttig. Ik probeer mijn lessen zo leuk te maken dat studenten uit zichzelf komen.

Welke rol speelt het geloof in uw werk als historicus?
„Ik ben wie ik ben. Of ik nu een boek schrijf, voor een groep studenten sta of een interview geef, mijn christelijk geloof speelt niet het ene moment een grotere rol dan het andere moment. In ieder geval zal ik niet, zoals historici in het verleden wel deden, de protestanten oppoetsen en de katholieken zwart maken. Ook zal ik nooit de hand van God duiden in de geschiedenis.

Eén keer schrijf ik wel bewust over het waardevolle van het geloof. Dat doe ik in ”De waarheid over Floris”. Toen ik aan dat boekje bezig was, wilde ik, vanuit missionair oogpunt, eens een keer laten zien dat de kerk ook positieve dingen heeft, zoals het meeleven met elkaar, en dat dood niet dood is. Wie weet zet het lezers die nergens in geloven aan het denken.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer