Scholieren vinden wiskunde maar niks
Nederlandse scholieren vinden wiskunde niks, maar ze zijn er wel goed in. Dat geldt zowel voor jongens als voor meisjes. Maar meisjes zien als vanouds hun toekomst niet in een baan met veel rekenwerk.
De geringe interesse voor wiskunde is wereldwijd, blijkt uit het dinsdag verschenen rapport van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). Niettemin blinken de Nederlandse scholieren uit in cijferwerk.
Ook op drie andere onderzochte terreinen doen Nederlanders het goed. Als het gaat om lezen, kennis van de wetenschap en het vermogen problemen op te lossen scoort Nederland ver boven het gemiddelde. In het onderzoek onder 250.000 scholieren uit 41 landen bezet Nederland de vierde plaats. Hongkong voert de ranglijst aan. Van de westerse landen is Finland koploper.
Minister Van der Hoeven (Onderwijs) zegt trots te zijn op leraren en leerlingen. Ze is bijzonder ingenomen met het resultaat en zegt dat het Nederlandse onderwijs op de goede weg is. De bewindsvrouw nam woensdag het OESO Programme for International Student Assessment (PISA) 2003 in ontvangst. Het onderzoek wordt elke drie jaar uitgevoerd.
De goede resultaten bieden echter geen nieuw beeld. In 2000 bleek al uit een ander onderzoek (TIMMS), dat beginnende middelbare scholieren in exacte vakken tot de wereldtop behoren. Ook toen waren alleen kinderen uit een aantal Aziatische landen beter in wiskunde. De toenmalige staatssecretaris Adelmund noemde dat positief nieuws. Vooralsnog hebben die hoge cijfers niet geleid tot een toestroom van studenten in de exacte vakken.
Volgens de Citogroep, die het onderzoek in Nederland uitvoerde, zijn er voor de vakken wiskunde en natuurwetenschappen nauwelijks verschillen tussen jongens en meisjes. Meisjes zijn wel beter in lezen. Als het om wiskunde gaat, hebben meisjes vaak weinig zelfvertrouwen, constateert de Citogroep. Toch scoren jongens niet beter. In de meeste andere OESO-landen is dat wel het geval.
In veel OESO-lidstaten zijn de verschillen tussen de prestaties van de beste en de zwakste leerlingen groot. In Nederland zijn die verschillen minder. Vooral de zwakkere leerlingen zijn beter dan in andere landen.