In Oost-Oekraïne hakken de soldaten hout
In Oost-Oekraïne zijn inwoners en het leger voorbereid op een mogelijke Russische invasie. Ze laten zich er niet door van de wijs brengen. „Voor ons is het al acht jaar oorlog.”
Mikola Tasjlitski komt met een geweer en een kogelwerend vest de trap opgelopen. Acht jaar geleden vocht hij in Oost-Oekraïne tegen de pro-Russische separatisten. Nu is Tasjlitski opnieuw bereid de wapens op te nemen als de Russen komen. „Ik ben er klaar voor”, zegt hij strijdvaardig in het Oost-Oekraïense stadje Pokrovsk, op zo’n vijftig kilometer van het oorlogsfront.
Pokrovsk bereidt zich voor op een grote oorlog nu Rusland langs de grens met Oekraïne ruim 100.000 soldaten heeft staan. Het Westen vreest een invasie in Oekraïne. Moskou beweert dat niet van plan te zijn. Vorige maand publiceerde de gemeente Pokrovsk op de eigen website een lijst met schuilplaatsen in de stad. Ook ontvingen bewoners een brochure met tips in geval van een oorlog. Inwoners staan klaar om te vechten.
Tasjlitski (53) verwelkomt de Nederlandse journalist in de vroegere verblijfplaats van de bataljons die in 2014 vochten tegen de rebellen. Zij veroverden met steun van Rusland een deel van Oost-Oekraïne. Pokrovsk bleef in Oekraïense handen. In de stad zelf werd niet gevochten.
Tasjlitski is bezig om van de verblijfplaats een museum te maken. Oekraïense vlaggen hangen aan de muur, nepmachinegeweren staan tegen een stoel, twee paspoppen hebben militaire kleren aan. „De kinderen die hier komen, moeten de geschiedenis van Oekraïne kennen en weten dat we een onafhankelijk land zijn.”
Aan zijn aanwezige vriend Slava Soroka laat Tasjlitski de patronen van zijn geweer zien. „Ik heb nog een magazijn voor dertig patronen”, voegt hij eraan toe.
Beiden weten niet beter dan dat hun land continu in oorlog is. „Voor ons gaat de oorlog al acht jaar door”, benadrukt Soroka. „Elke dag.” Na de hevigste gevechten tussen 2104 en 2015 ging de strijd over in hollen en stilstaan. Soms laaien de gevechten tussen de separatisten en het Oekraïense leger op en dan is het weer een tijdje rustig. Het dodenaantal is sinds 2014 opgelopen tot 14.000.
Autopech
Terwijl Tasjlitski in 2014 vocht, stond oud-mijnwerker Soroka (65) de helft van zijn pensioen af aan het leger dat afhankelijk was van hulp van vrijwilligers. Die zamelden niet alleen geld in, maar ook onder andere slaapzakken, wc-papier, medicijnen en sigaretten. Alles waar het leger een tekort aan had. „In 2014 had Poetin dé kans om Oekraïne te veroveren. Toen stelde het Oekraïense leger niets voor.”
Dat zegt ook soldaat Aleksandr Chochlov (24). „Toen kon het. Nu niet meer.” Hij staat met autopech langs de kant van de weg, van Pokrovsk naar het oorlogsfront. De rook komt uit de motor. Hij wacht op hulp. „Het Oekraïense leger heeft moderne wapens gekregen van het buitenland. Reservisten staan klaar. Na acht jaar oorlog zijn we veel beter voorbereid. Iedereen in het leger –van artsen tot technici –weet wat hij moet doen.”
Het is de laatste maand rustig aan het front, vertelt Chochlov, terwijl hij een trek neemt van zijn sigaret. Hij merkt niks van verhoogde militaire activiteiten die duiden op een invasie, zoals troepenverplaatsingen of de komst van zwaarder geschut. De soldaat haalt zijn schouders erover op. „Politici en de media houden zich bezig met een invasie. Voor ons maakt het na al die oorlogsjaren allemaal niets uit.”
Chochlov staat in niemandsland, waar acht jaar geleden werd gevochten. Om hem heen, onder een grijze lucht, ligt de besneeuwde steppe. Soldaten in schuttersputjes turen naar het vijandelijke oosten. Heuvels van kolenmijnafval doorbreken het vlakke landschap. Dorpen zijn verlaten. Woningen zijn kapotgeschoten of vervallen door het gebrek aan onderhoud, nadat de bewoners zijn gevlucht voor het oorlogsgeweld. Langs de weg staat een door pro-Russische rebellen kapotgeschoten tank als monument voor de inzittenden die bij de aanval omkwamen. Verderop staat nog een monument voor omgekomen Oekraïense soldaten.
Ergernis
In het dorpje Karlivka, bijna veertig kilometer buiten Pokrovsk en onder controle van Oekraïne, is er nog enig teken van leven te bespeuren. Vrouwelijke visverkopers hebben hun waar buiten uitgestald. Van een benzinestation is door de oorlog niet veel over. Soldaten hakken hout bij een door de gevechten verwoest pand. „Het is zo rustig dat we hier tijd voor hebben”, zegt een van hen.
Om Pokrovsk binnen te komen, moet je langs controleposten. Daarnaast beschermen drie verdedigingslinies de 60.000 inwoners. In het stadje valt niets te merken van de oorlog. Cafés zitten vol. In het nieuwe winkelcentrum begint een kinderfilm. Opgewonden kinderen rennen naar de bioscoopzaal. Op straat lijkt de grootste ergernis de gaten in de wegen die vollopen met water door de regen en de smeltende sneeuw.
Somber
In restaurant Corleone doet universiteitsdocente Marina Kabanets (50) luchtig over de oorlogssituatie. Sinds 2014 leeft ze van dag tot dag omdat ze beseft dat de oorlog elk moment haar leven kan binnenvallen. Ze verliet Donetsk toen de stad in handen kwam van de separatisten. Als de oorlog Pokrovsk bereikt, zegt ze, „dan pak ik mijn spullen en rij ik verder naar het westen. Ik vind daar wel weer werk.”
Kabanets komt nuchter over, maar even later trilt haar stem toch een beetje en wordt haar blik somberder. Haar echtgenoot verblijft tijdelijk in Donetsk om te zorgen voor zijn ouders. Het is aan de andere kant van het front. „Ik vrees dat als de oorlog in volle hevigheid uitbarst, we van elkaar gescheiden raken.”