Kritiek op onderzoek naar verraad Anne Frank is terecht
Na de zware kritiek op het onderzoek naar het verraad van Anne Frank is de reactie van de onderzoekers, die donderdag verscheen, onbevredigend. Een internationaal coldcaseteam wees vorige maand de Joodse notaris Arnold van den Bergh aan als degene die in de oorlog de familie Frank zou hebben verraden. De onderzoekers stelden voor 85 procent zeker te zijn van hun conclusies.
Tal van critici hebben inmiddels hun oordeel gegeven over dit opzienbarende onderzoek. Zo schreef dr. B. Wallet, hoogleraar Joodse Studies aan de Universiteit van Amsterdam, in het Reformatorisch Dagblad dat de conclusie is gebaseerd op onbewezen vooronderstellingen. De argumentatie voor het aanwijzen van Van den Bergh noemde hij „zeer onbevredigend”, omdat „kennis noch motief noch gelegenheid is aangetoond. De hele argumentatie blijkt een wankel kaartenhuis te zijn dat bij de minste aanvullende recherche ineenzakt.” Terecht meent hij dat wanneer onderzoekers met zulke zware beschuldigingen komen ze voor die beschuldiging wel sterke argumenten moeten hebben.
En daar ontbreekt het volgens veel gezaghebbende onderzoekers naar de Holocaust aan. Het bewijs dat de Joodse notaris de familie Frank zou hebben verraden, berust hoofdzakelijk op een anonieme overgetypte brief die net na de oorlog gevonden werd en waarop zijn naam is te lezen.
De onderzoekers komen echter niet terug op hun conclusies. Ze verwijten de critici onder andere dat er een hetze wordt gevoerd tegen het onderzoeksteam. Wel geven ze toe dat ze beter niet hadden kunnen stellen dat het voor 85 procent zeker is dat Van den Bergh de verrader is.
Critici de mond snoeren door ze te beschuldigen van een hetze is als het om zo’n verstrekkende beschuldiging gaat echter veel te makkelijk. Ook het argument dat het onderzoeksteam geen historisch onderzoek maar een opsporingsonderzoek heeft gedaan, overtuigt niet. Iedereen weet dat onderzoek naar Anne Frank altijd gezien zal worden als een historisch onderzoek. Je doet immers onderzoek naar hoe iets in het verleden gegaan zou zijn. Daarbij zou je voor een opsporingsonderzoek in een zaak als deze geen genoegen mogen nemen met een zekerheid van 85 procent of minder. Ook de opmerking dat Van den Bergh niet aangewezen wordt als „dader” maar als „hoofdverdachte in het meest waarschijnlijke scenario” is niet bevredigend. Je hebt het hier immers niet over een mogelijke verdachte in een aanrijding met alleen wat lichte blikschade. Het gaat hier om het aanwijzen van een Amsterdammer die Joodse volksgenoten, waaronder Anne Frank, de dood heeft ingejaagd.
Het laatste woord over het verraad van Anne Frank is dus ook met dit onderzoek zeker niet gezegd. En wordt misschien ook wel nooit gezegd. Omdat hard bewijs na zoveel decennia simpelweg vaak niet meer te achterhalen is. Dat hoeft onderzoekers trouwens niet te verlammen, maar moet hen wel voorzichtig en bescheiden maken.