Afgehaakte landgenoot wil gezien en gehoord worden
Nederland bestaat uit mensen die het beleid mede vormgeven en gezien worden en mensen die afgehaakt zijn en niet gehoord worden. Kerken en politici moeten deze groep toch proberen te bereiken.
Vijftien jaar geleden werd ik als predikant bevestigd. Bij mijn bevestiging had ik niet kunnen bedenken dat ik als predikant zo veel zou leren over de recente geschiedenis van Nederland. Van gemeenteleden hoorde ik verhalen over hoe ze in hun kindertijd opgroeiden in de armoede door de crisis van de jaren dertig. In mijn begintijd in Oldebroek, nu meer dan tien jaar geleden, vertelden gemeenteleden hoe ze als meisje van twaalf elke maandag naar de boer gingen om als meid te helpen op de boerderij, om ’s zaterdagsmiddags weer naar huis te gaan. Ze gingen alleen naar Oldebroek terug om catechisatie te volgen. Er waren er die pas met zeven jaar naar school gingen, want de ouders vonden hen nog wel erg jong om naar school te gaan. In de zomer kregen ze lange tijd vrij om op het land te werken. Met twaalf jaar gingen ze van school. In de oorlog en toen de tbc heerste, konden sommigen niet naar school, waardoor ze er maar kort op zaten.
Emancipatie
Hoezeer Nederland in een eeuw tijd veranderd was, merkte ik op uit de verhalen van een gemeentelid dat meer dan een eeuw oud mocht worden. Hij vertelde hoe bijzonder het was dat er een auto in het dorp kwam. Als het leger boven de Oldebroekse heide oefende met vliegtuigen, kreeg de klas vrij om buiten naar het schouwspel te kijken. Bij de voorbereiding van de begrafenis van een ander werd mij door de kinderen verteld hoe hun vader de eerste was die met de mechanisatie van de landbouw begon. Anderen deden het lange tijd nog met de hand en met paard-en-wagen.
Met name bij begrafenissen zag ik de veranderingen in beeld gebracht: bij de begrafenis van een ouder gemeentelid, dat eenvoudig geleefd had, deed een van de kleindochters het levensverhaal van haar oma. Aan haar presentatie en de opbouw van haar verhaal was te merken dat ze had gestudeerd. Op zulke momenten realiseerde ik wat voor emancipatie Nederland heeft doorgemaakt: de oudere generatie had alleen de lagere school. De generatie van hun kinderen kon naar de middelbare school. De generatie van hun kleinkinderen kon studeren aan het hbo of de universiteit. Het verschil tussen deze generaties betrof niet alleen het toegenomen opleidingsniveau, maar ook een ander inkomen, een andere levensstandaard en andere normen en waarden. Vaak leefden de kleinkinderen ook in een andere wereld, omdat ze elders woonden. Wanneer ik de grootouders tijdens hun leven sprak, vertelden ze wel eens over de verschillen tussen hun kleinkinderen en henzelf. Zij woonden met oma op het erf en zagen hun grootouders elke dag. De kleinkinderen kwamen een paar keer per jaar. Ze begrepen de leefstijl van hun kleinkinderen niet en maakten zich zorgen over hen.
Afhankelijk
In die jaren merkte ik niet alleen de veranderingen op in leefpatroon en in opleiding. Ik merkte ook dat er mensen waren die deze veranderingen niet meemaakten. Dat er landgenoten waren die niet mee konden komen, merkte ik rond verkiezingen, als ze hun sympathie uitspraken voor politici als Geert Wilders. Deze mensen hadden geregeld een klein netwerk. Soms behoorden ze zelfs niet meer tot een kerk. Ze werden nauwelijks nog bezocht en niet gezien of gehoord.
In de eigen gemeente merk ik ook dat lang niet alle ouderen met internet overweg kunnen of zelfs geen internet hebben. Wij moeten als hervormde gemeente er rekening mee houden dat lang niet iedereen digitaal vaardig is. Een deel van de oudere gemeenteleden luistert via de kerkradio, of kan alleen de diensten via YouTube volgen omdat kleinkinderen de kerkdienst op de tv hebben geïnstalleerd. Dit deel van de gemeente kan niet meer de eigen bankzaken doen, kan niet zelf een afspraak inplannen voor de vaccinatie of met de burgerlijke gemeente communiceren. Ze zijn daarin afhankelijk van (klein)kinderen.
Netwerken
Niet iedereen komt mee in de veranderingen die er in Nederland zijn. Dat wordt goed duidelijk in een publicatie van december 2021: ”De Atlas van afgehaakt Nederland”. In die publicatie verwoorden René Cuperus en Josse de Voogd wat ik in die vijftien jaar ook heb gezien: Nederland bestaat uit winnaars en verliezers, uit mensen die het beleid mede vormgeven en gezien worden en mensen die afgehaakt zijn en niet gehoord worden. Volgens Cuperus en De Voogd is die kloof tussen winnaars en verliezers in de afgelopen decennia alleen maar groter geworden. Die kloof wordt zichtbaar in de toenemende polarisatie en de groeiende populariteit van populistische partijen.
Als ik op huisbezoek geweest ben bij iemand die niet meer kan meekomen in onze samenleving, vraag ik me vaak af waarom het de politiek niet meer lukt om deze mensen te zien en te horen. Hoe kan het dat ik als predikant deze mensen wel te spreken krijg en de politiek hen niet meer weet te vinden? Dat heeft te maken met het verschil in netwerken. In de afgelopen decennia is er in Nederland veel verhuisd. Degenen die nu op een dorp wonen, zijn lang niet altijd degenen die daar zijn opgegroeid. Degenen die tegenwoordig in besturen of kerkenraden zitten, zijn vaak elders opgegroeid, waardoor ze niet een natuurlijke connectie hebben met de plaatselijke bevolking. Die zouden ze wel hebben als ze er waren opgegroeid. Daarbij komt dat veel gemeenten zijn gefuseerd tot grote gemeenten, waardoor het voor partijen zoeken is om contact te houden met alle kernen uit de gemeente. Daarbij komt nog eens dat geregeld voorzieningen als een gemeentehuis, scholen, winkels, banken en kerken uit die kernen zijn weggetrokken. Omdat er steeds meer netwerken en voorzieningen wegvallen, komt er een steeds grotere groep die zich afgehaakt voelt. Deze groep voelt zich geen onderdeel meer van de maatschappij en voelt zich niet gezien en gehoord. De ”Atlas van afgehaakt Nederland” laat zien dat er veel werk te verzetten is door de kerk en de christelijke politiek.
Taak
Voor de christelijke politiek en de reformatorische kerken is deze groep van afgehaakten lastig te bereiken en minder snel in beeld te krijgen, omdat ze buiten het eigen netwerk vallen. Als predikant van een hervormde gemeente binnen de Protestantse Kerk in Nederland (PKN) kom ik deze groep wel geregeld tegen in de eigen gemeente of bij begrafenissen van gemeenteleden. Cuperus en De Voogd melden dat degenen die afgehaakt zijn, daar vaak zelf niet voor hebben gekozen. Ze zijn tot afgehaakt gemaakt. Daarmee doen de afgehaakten, zonder dat ze het weten, een appel op de christelijke politiek en op de kerken om gezien en gehoord te worden. De kerk heeft de missionaire, diaconale en pastorale taak om om te zien. Politieke partijen die dit omzien naar elkaar of het samen recht doen tot hun speerpunt maken, mogen niet aan deze groep afgehaakten voorbij zien.
De auteur is predikant van de hervormde gemeente Oldebroek (PKN).