3G in Afrika
Geweerschoten, geruchten, generaals in legergroen op televisie. Dit 3G-patroon ontvouwde zich het afgelopen jaar in het ene na het andere Afrikaanse land, als het vaste procedé van een geslaagde coup. Sinds het leger in augustus 2020 in Mali de macht greep, volgden oneigenlijke machtsovernames in Tsjaad (april 2021), nog eens in Mali (mei 2021), Guinee (september 2021), Sudan (oktober 2021) en Burkina Faso (januari 2022). Een mislukte couppoging volgde deze week in Guinee-Bissau, Niger beleefde er één in maart 2021.
VN-secretaris-generaal Antonio Guterres sprak in november vorig jaar al van een „epidemie van coups” op het continent, en toen moest de putsch in Burkina Faso nog komen. Om te voorkomen dat er een gevaarlijk domino-effect ontstaat, riep hij de Veiligheidsraad op harde maatregelen te nemen. In de praktijk loopt het daarmee echter nogal los. Mali zucht onder harde sancties van het regionale samenwerkingsverband Ecowas, nadat het regime deze maand aankondigde nog tot 2026 te wachten met het uitschrijven van verkiezingen. De grootste last vormt in andere gevallen echter opschorting van het lidmaatschap van de Afrikaanse Unie, of zelfs dat niet eens (Tsjaad).
De serie machtsgrepen roept de vraag op of democratie nog wel toekomst heeft in (West-)Afrika. Sinds de onafhankelijkheid van veel landen in de jaren 60 is de verhouding met een democratische rechtsorde nooit een vanzelfsprekende geweest. In de jaren 70 waren er niet minder dan 25 succesvolle coups op het Afrikaanse continent. Maar in dat patroon leek sinds de jaren 90 een kentering in te komen. Steeds vaker vonden er reguliere verkiezingen plaats en maakte de zittende president plaats voor zijn opvolger.
De recente coups zijn voor een groot deel te verklaren uit brede deceptie over het functioneren van gekozen leiders. In landen als Mali, Guinee en Burkina Faso brachten zij het overgrote deel van de bevolking geen vooruitgang, terwijl ze zichzelf en hun verwanten een alleszins gerieflijk leventje bezorgden. In Mali, Burkina Faso en Tsjaad ontwrichten jihadistische groepen bovendien de samenleving. De hoop is dat een militair bewind orde op zaken kan stellen. „De democratie heeft het volk in de steek gelaten”, zei maatschappelijk activist Tankoano uit Burkina Faso tegen persbureau Reuters. „We moeten duidelijk zijn: we hebben een militair regime nodig.” Zolang mensen maar één maaltijd per dag hebben, is het volgens hem onzin te spreken over democratie.
Het is een alleszins begrijpelijk sentiment. Het is echter wel de vraag of de militaire regimes de gehoopte rust en vooruitgang zullen brengen. De praktijk leert anders: het trackrecord van militaire regimes is buitengewoon slecht. De Ghanese president, Nana Akufo-Addo, bestempelde de coups deze week dan ook als „een bedreiging voor vrede, veiligheid en stabiliteit in West-Afrika.” Hij heeft uiteraard gelijk: op coups worden geen stabiele samenlevingen gebouwd.
Het is dan ook te vroeg om de democratie in Afrika af te schrijven. Het beeld is daarvoor bovendien geschakeerd. Zo kan het militaire regime in Sudan op veel minder steun van de bevolking rekenen en vinden daar nog altijd pro-democratische demonstraties plaats. „Hoezeer we de regering ook haten, wat het leger zich niet realiseert is dat we democratie echt niet gaan opgeven”, zei activist Hajooj Kuka in november 2021 tegenover de Financial Times.