In de kathedraal van Saint-Denis, bij Parijs, sloeg op 5 januari een man een aantal vitrines in en gooide drie beelden op de grond, meldde Vatican News vorige week. Een vrijwilliger van de parochie tipte de autoriteiten en de dader kon snel worden gearresteerd.

Het is niet de eerste keer dat er in de kathedraal, waar de Franse koningen werden begraven, vernielingen plaatshebben. In de nacht van 2 op 3 maart 2019 beschadigde een 41-jarige Pakistaan het orgel en twee kerkramen.

Ook twee andere kerken in het bisdom Saint-Denis –de Saint-Pierre in Bondy en de Saint-Germain-l’Auxerrois in Romainville– kregen onlangs met vandalisme te maken. De afgelopen weken werden negen kerken in Poitou vernield.

Op het platteland vindt veel vandalisme in kerken plaats, dat volgens deskundigen lang niet altijd in de media komt. Ze zien echter geen landelijke toename van het aantal incidenten in kerken. „Dat aantal is decennialang hetzelfde gebleven”, zei pater Gautier Mornas, hoofd van de commissie voor sacrale kunst binnen de Franse bisschoppenconferentie, eerder tegenover Vatican News. Hij is wel van mening dat de „publieke gevoeligheid” is toegenomen: er is meer aandacht voor vandalisme in kerken. „Het is tegenwoordig veel gemakkelijker om dingen aan het licht te brengen. Veel incidenten zouden twintig jaar geleden onopgemerkt zijn gebleven.”

Vooral na de verwoestende brand in de Notre-Dame in Parijs op 15 april 2019 is er in Frankrijk meer aandacht voor schade aan religieuze gebouwen. Mornas vindt het een positieve ontwikkeling dat „een zeer groot deel” van de Franse bevolking –niet alleen rooms-katholieken– blijk geeft van een „diepe verbondenheid” met het behoud van kerken en andere religieuze gebouwen.