Opinie

Wat kan en mag ik na het sterven verwachten?

Veel Nederlanders duwen hun sterfelijkheid weg (RD 9-12). Christenen zullen na hun sterven echter „altijd met de Heere zijn.” Christus níét met een brandend hart verwachten, is de grootste wereldgelijkvormigheid.

Ds. J. Belder
3 January 2022 21:25
„Zijn we met Christus verbonden, liggen we voor Zijn rekening, dan is sterven winst, verzekert Paulus ons.” beeld iStock
„Zijn we met Christus verbonden, liggen we voor Zijn rekening, dan is sterven winst, verzekert Paulus ons.” beeld iStock

Van een Duits gezang luiden de beginregels: ”Alle Menschen müssen sterben, alles Fleisch vergeht wie Heu” (”Alle mensen moeten sterven, alle vlees als gras vergaan”). Daaraan ontkomt niemand. We bevinden ons allemaal in de wachtkamer van de dood. Je kunt dat uit je gedachten willen bannen, maar daar trekt de dood zich niets van aan. De vraag wat er achter de horizon van de dood ligt, is voor veel mensen geen vraag (meer). Met de dood van God (filosoof Nietzsche) is ook de hemel verdwenen (H. W. von der Dunk) en is dood dood. Punt, uit.

De verwachting van een christen daarentegen reikt niet alleen verder, maar hij heeft ook een blij perspectief. Een christen zoals omschreven in zondag 12 van de Heidelbergse Catechismus heeft de dood achter zich en het leven voor zich. Hij is gestorven en sterft weliswaar nog alle dagen, maar is in principe dood voor de zonde en levend in Christus voor God (Romeinen 6:11). Zijn dood is gebonden aan Jezus’ zegekar. Paulus bagatelliseert de dood niet. Die 
is een vijand, voor wie wij zelf 
de deur hebben geopend in stamvader Adam. Maar na Pasen durft 
de apostel hem wel uit te lachen 
(1 Korinthe 15).

Magneetwerking

Zijn we met Christus verbonden, liggen we voor Zijn rekening, dan is sterven winst, verzekert Paulus ons (Filippenzen 1:21). De laatste verbinding met wat zonde is, wordt doorgesneden. We sterven de zonde af. De dood is knecht geworden in Jezus’ hand en (volgens onze catechismus) „doorgang” naar onze eeuwige bestemming. Tussen het uitblazen van de laatste adem en het aankomen in het Vaderhuis zit geen tel. „Terstond”, schrijven de Heidelbergers. „Zo zullen wij dan altijd met de Heere zijn” (1 Thessalonicenzen 4:17). De begenadigde Londense prediker C. H. Spurgeon (1834-1892) was het niet te doen om „gouden harpen, noch om onverwelkelijke kransen, of wat ook, maar om Jezus, om Zijn innige en dierbare gemeenschap.” Dat bedoelde ook Jacqueline Elisabeth van der Waals (1868-1922) toen zij in een van haar gedichten schreef: ”Eenmaal zie ik al Uw luister, als ik in Uw hemel kom.”

Hemelburgers zijn geen hemelzoekers, geen beoefenaren van egocentrische, verticale vroomheid of wereldvreemden die vluchten in een hiernamaals. Het gaat Jezus’ volgelingen om Hem Die hen loskocht en terugbrengt bij de Vader.

Wie met Christus is opgewekt en dus Zijn eigendom werd, is nu al met Hem in de hemel gezet (Efeze 2:6). De Thuiskomst is gegarandeerd door en in Hem. Er is sprake van een magneetwerking. De harten worden opwaarts getrokken door de Heilige Geest. Het geloof „zoekt de dingen die boven zijn, waar Christus is” (Kolossenzen 3:1). Wij smaken hier al de schatten van het Vaderhuis, schrijft dr. H. F. Kohlbrugge (1803-1875): vergeving van zonden, vrede, vreugde, gerechtigheid, hoop, geloof, liefde. Het heimwee is gewekt. Stefanus zag onder een stenenregen van haat de hemel geopend en Jezus, aan Wie hij zijn leven gegeven had en Wiens getuige hij was.

Herkenning

De vraag of er in de hemel herkenning is, lijkt bevestigend beantwoord te moeten en te mogen worden. De hemel is echter niet een reünistenoord; de herkenning is in Christus. Een stervende jongen die van zijn hoop getuigde, werd verteld dat hij straks kinderen van God zou ontmoeten die hem voorgegaan waren. Hij antwoordde: „Dan hoop ik dat ze me niet in de weg staan, want ik wil mijn Zaligmaker zien.”

De Schriftgegevens lijken ook gradaties in heerlijkheid niet uit te sluiten (Mattheüs 5:11-12, 16:27; Lukas 19:17-19), zoals die er ook zijn in de engelenwereld. Er zijn ook verschillende posities in het lichaam van Christus op aarde (J. Edwards, 1703-1758). Die gradaties zijn vooral een motivering tot heilig leven op aarde. Ondertussen is de gemeenschap der heiligen in de hemel volmaakt.

Het valt op dat de theologie die er werkelijk toe doet, zich steeds bezig heeft gehouden met de overdenking van het toekomende leven. Hoezeer benadrukte Johannes Calvijn niet de noodzaak daarvan?! Zo ook Bunyan, andere puriteinen en de ethische theoloog A. J. Th. Jonker (1851-1928). Onthechting van het aardse is nodig. Hoe meer gehecht aan Christus, hoe minder gehecht aan wat voorbijgaat. Voor wie God niet liefheeft, valt er niets te genieten in de hemel, aldus Kohlbrugge. Wat overblijft, is alleen gelaten worden met zijn zonde en schuld. Spreken en schrijven over de hemel is zoiets als werken boven onze macht. Of als een kind dat in groep 3 van de basisschool geacht wordt een gedicht te begrijpen (C. S. Lewis).

Zal de hemel niet vervelen? Gelovigen zullen voortdurend nieuwe schatten ontdekken in Christus, verzekeren ons Thomas van Aquino (1224/5-1274), Calvijn, Wilhelmus à Brakel (1635-1711) en anderen. De hemel is de plaats van de meest intense liefde, van aanbidden, vreugde, heilige stilte en rusten – vooral van de zonde. Laten dominees oppassen met vergelijkingen die een averechtse uitwerking hebben. Afgehaakte luisteraars onder een slaapverwekkende preek voorhouden dat zij in de hemel niet passen als de kerkdienst hun verveelt, is een slechte zaak.

Interimsituatie

De hemel is overigens een interimsituatie. Iemand sprak ooit over Gods ”noodoplossing” na de val. Er wacht immers nog iets. De vervulling van het laatste heilsfeit staat nog uit. Denk aan de zielen onder het altaar (Openbaring 6:9-11). Haast lyrisch spreekt Paulus over de komst en vestiging van het definitieve en voltooide Godsrijk op aarde. Bij Jezus’ wederkomst zullen de graven opengaan. Allen die in Christus ontslapen zijn, worden opgewekt. Let op de beeldrijke taal die hij gebruikt in 1 Korinthe 15. De apostel ziet een akker waarop wordt gezaaid. Wie zaait, ziet verlangend uit naar de oogst. ”Eens als de bazuinen klinken…” Lichamen worden opgewekt. Niet de verkankerde, uitgeleefde of misvormde lichamen van ooit, maar een heerlijk opstandingslichaam zal met een heerlijke ziel verenigd worden. Is dat opium voor het volk (Marx), een infantiel geloof (Freud)? Nee, ik geloof mijn Heere op Zijn woord! Dus ook „de opstanding van de doden en het leven van de toekomende eeuw.” Zou voor Hem iets onmogelijk zijn?

De wederkomst van Christus verwachten, prikkelt tot heilig leven. Op de vraag wat de grootste wereldgelijkvormigheid is, luidt het antwoord: Christus niet met een brandend hart verwachten. Dat mogen wij ons in deze tijd, met zijn uitgesleten besef van zonde en genade, zijn horizontale leven en hang naar materialisme, wel terdege aantrekken.

Vergeet niet Jezus’ ernstige woorden dat, indien wij niet wederom geboren worden, wij het Koninkrijk van God niet zullen zien (Johannes 3:3). Dat geldt ook reformatorische kerkgangers. Er zijn tenslotte maar twee soorten mensen: zij die tegen de Heere zeggen: „Uw wil geschiede”, en zij tegen wie de Heere zegt: „Jouw wil geschiede” (Lewis). Er zijn ook maar twee richtingen: „naar Jezus toe en van Hem af” (J. H. Gunning JHzn).

De auteur is hervormd emeritus predikant en schreef ”De laatste ernst” (2016). Dit artikel is deel 2 van een tweeluik over sterfelijkheid. Deel 1 verscheen op 29 december.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer