Cultuur & boeken

Schoonheid: Gong

Het is niet alles kerktijd wat de klok slaat. Zodra het buiten begint te decemberen, zijn behalve kaarsen en dennengroen ook klepelslag en carillon in onze geseculariseerde samenleving plotsklaps weer aan de orde van de dag.

Sarah van der Maas
20 December 2021 08:30
beeld Sarah van der Maas
beeld Sarah van der Maas

Mocht je het begin van de wintermaand gemist hebben, dan gaat er bij het binnenstappen van een willekeurig warenhuis wel een belletje rinkelen. Een kerstklassieker zonder klokkenspel is als een kalkoen zonder cranberrysaus – zo lijkt in ieder geval de algemene opinie te luiden.

Opvallend genoeg speelt juist de klok rond deze dagen ook een belangrijke rol in de andere zin van zijn woord. Nergens staat het uurwerk meer in het middelpunt dan tijdens de kleine uurtjes waarin wereldwijd wordt afgeteld van twaalf naar nul. Met klepels heeft dat overigens weinig meer te maken – of het moet de inmiddels ter ziele gegane gongslag van het eerste nieuwjaarlijkse NOS-journaal zijn.

Toch waren deze twee homoniemen ooit zo innig aan elkaar verbonden dat ze hun naam aan elkaar verleenden. In vroeger tijden bepaalde de torenklok ruwweg hoe het leven werd ingedeeld. In roomse streken riep het angelusklokje driemaal daags op tot gebed. Elders luidden kerktorens de werktijden van boeren en arbeiders in.

Maar de mensen, ongedurig, eisten meer. In plaats van zich door de klok te laten dicteren, wilden ze zelf baas over de tijd worden. Niet langer wachtten ze de bellenslag af. Met zonnewijzers en zandlopers verschaften ze zich met één blik heerschappij. De uitvinding van de mechanische klok betekende hierin letterlijk revolutie. Een opwindbare veer zorgde ervoor dat een wieltje, de zogenaamde ”onrust”, zich onafgebroken kon rondwentelen en zo via tientallen tandraderen al tikkend de wijzers aandreef. Dit was het begin van een onafzienbare reeks staande, slaande, stolp- en stationsklokken, die niet alleen de huiskamers, maar ook het openbare leven veroverden. Het torenuurwerk boette aan macht in. Het horloge kwam in opmars: eerst in vestzakken, later om polsen, zodat je, je in een heidens tempo door de dag haastend, niet voortdurend door de aanblik van de hemel werd gestoord.

Sluipenderwijs is de tijd uit het straatbeeld verdwenen. We dragen hem in onze jaszak en leven volgens de klok van onze agenda, die allang geen uren meer slaat, maar tiensecondenstory’s en koffiepauze­kwartieren. We laten ons niet meer gezeggen door zonsopkomst en -ondergang, rekken het licht tot diep in de nacht of het donker tot ver in de ochtend. Bepaalde voorheen de tijd wat gedaan moest worden, dat wat gedaan moet worden deelt nu de tijd in. De grote gongs zwijgen. Het is het tikken van de eigen onrust dat ons voortjaagt.

Dit alles geeft ons de verrukkelijke illusie de roosterplanner van ons eigen leven te zijn – maar dat zijn we natuurlijk niet. Moest je vroeger je hoofd in je nek leggen om het uur af te lezen, nu wurmen de wijzers en cijfers zich in alle denkbare hoekjes en gaatjes: onder in je browser, boven in het scherm van je telefoon. De tijd is een leeuw die we zelf getemd hebben, maar die we, eenmaal met hem in één kooi opgesloten, nooit echt de rug toe durven keren.

Juist rond de jaarwisseling kan het gevoel van ”uren, dagen, maanden, jaren” ons soms bij de keel grijpen. „De tijd vliegt”, zeggen we, en beseffen niet dat we het zelf zijn die vliegen. In onze agenda lopen we dagen, soms maanden of jaren op het heden vooruit. Je hoeft niet eens op je horloge te kijken om je te realiseren dat het tijd wordt om even de stekker uit je Apple Calendar te trekken. Als je je vrouw dit jaar klokke twaalf met een klapzoen een gelukkig 2024 toewenst, weet je zelf ook wel hoe laat het is.


Meer over
Nieuws in beeld

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer