Welbeschouwd: De laatste en voorlaatste dingen
Er is een verband tussen bedreigende actuele ontwikkelingen in onze samenleving en het eindtijdvisioen in Openbaring 13.
Aldus ds. Paul Visser in zijn preek van 10 oktober in Middelburg. Het was een indringende verkondiging. Zijn waarschuwende woorden zijn hem door progressief Nederland niet in dank afgenomen. Om de heftige discussie die losgebroken is, inclusief het fanatieke vijanddenken gevoed door onwelwillende journalistiek, gaat het me hier niet. Ook niet om de woorden van excuus van de predikant een maandje later. Wat voor mij blijft staan, is de heldere duiding van de tijd waarin wij leven, namelijk die van de eindtijd. Vele tienduizenden in ons land hoorden (delen van) deze preek, met welke oren ze dan ook geluisterd hebben. De boodschap klonk: Besef dat we in het laatste van de dagen zijn gearriveerd! Het is de tijd die voorafgaat aan de wederkomst van Christus.
Inmiddels zijn we een week verwijderd van het aanstaande kerstfeest Deo volente. Zondag ontvangen we de laatste adventszondag. „Hij komt!” zo is de boodschap opnieuw. Deze zondag heet in de Romeinse kalender ”zondag Rorate”. Al in vroegchristelijke tijden zong de gemeente op die vierde adventszondag het lied van Jesaja 45:8: „Rorate caeli desuper… Drupt, gij hemelen, van boven af, en dat de wolken vloeien van gerechtigheid; en de aarde opene zich, en dat allerlei heil uitwasse en gerechtigheid tezamen uitspruite…” Daarmee uiting gevend aan het uitzien naar de komst van de Beloofde, niet alleen in het vlees –zijn eerste komst– maar niet minder op de wolken des hemels – zijn tweede komst. En nog is het niet ongepast om onze harten in de weken van advent mede daarop te richten. Evenmin om in de prediking de gemeente te bepalen bij de laatste en voorlaatste dingen. „Hij komt, Hij komt om de aarde te richten” (Psalm 98). De gemeente van Christus is adventsgemeente, of ze is niet.
In artikel 37 van onze Nederlandse Geloofsbelijdenis hebben we een ontroerende geloofsuiting van de christelijke toekomstverwachting. Zoals bekend dateert het geschrift uit het midden van de 16e eeuw, toen de lucht zwanger was van oorlogsdreiging en geloofsvervolging. Guido de Brès schreef deze confessie noodgedwongen in zijn geheime schuilplaats in Doornik. Enkele jaren later kostte het hem zijn leven.
”Van het laatste oordeel”, zo is het opschrift boven het 37e, laatste artikel. „Men moet de martelaarsbrieven van De Brès lezen om dit artikel als een lied uit de diepte, dat toch een loflied is, ten volle te verstaan. Hier spreekt het volk van God dat zich volop kruisgemeente gevoelt en elk moment als ”slachtschaepkens Christi” geofferd kan worden…” (A. D. R. Polman). In dat licht is het opmerkelijk dat hier elke speculatie in de richting van concrete voorspellingen en dergelijke ontbreekt. Ook ligt het accent niet op de kosmische aspecten van de wederkomst. Wat De Brès beklemtoont, is dat de wederkomst van Christus ten óórdeel zal zijn. Zijn tweede komst zal scheiding brengen. De boeken zullen worden geopend, en ieder zal persoonlijk geoordeeld worden. „De gedachtenis van dit oordeel zal verschrikkelijk zijn voor de bozen en goddelozen, en zeer wenselijk en troostelijk voor de vromen en uitverkorenen. (…) Daarom verwachten wij die dag met een groot verlangen…” Dat is advent!