Toegespitst: Kind en onderdaan in coronatijd
Het coronabeleid zet de relatie tussen de overheid en delen van de samenleving op scherp. Hoe gaan christenen en hun voorgangers om met dit overheidsbeleid en de oplopende spanningen?
Los van corona ervaren veel christenen de relatie met politiek Den Haag van tijd tot tijd als ongemakkelijk. Een recent voorbeeld daarvan is de mediahype gevolgd door een fel Kamerdebat naar aanleiding van een kritisch krantenartikel over de sociale veiligheid op een reformatorische school. Verschillende seculiere politici grepen dit aan om de onderwijsvrijheid weer ter discussie te stellen. Veel christenen zien zo’n incident als een voorbeeld van een al langer gaande seculiere kruistocht tegen christelijk Nederland.
Door allerlei wetgevingen voelen veel christenen zich al langer door politici in hun principes bedreigd. De euthanasiewetgeving, de abortuswet, het homohuwelijk, de trouwambtenaar, de wet voltooid leven en het lhbti-beleid raken hen stuk voor stuk in hun diepste gevoelens. De laatdunkende en snerende toon waarmee seculiere Kamerleden tijdens debatten christenen wegzetten, doet hun vertrouwen in de politiek geen goed.
Een substantieel deel van christelijk Nederland werkt in de agrarische sector en visserij. Het ongemak van deze christenen met de politiek staat in een breder kader. Agrariërs en vissers –seculier en christen– hebben het idee dat de meeste politieke partijen hen verantwoordelijk houden voor de milieuproblematiek. Het negatieve sentiment in deze sectoren versterkt het ongemak van christelijke werkgevers en werknemers nog meer.
Bedreigd
Het verschil met hun onkerkelijke collega’s is dat christenen zich van twee kanten bedreigd voelen: in het milieudebat door linkse politici die agrariërs en vissers willen onteigenen en in het ethisch debat door seculiere politici die hen in hun christen-zijn kwetsen. Deze combinatie zet hun vertrouwen in politiek Den Haag bovengemiddeld onder druk, beïnvloedt het sentiment in andere delen van christelijk Nederland en kleurt de beeldvorming van deze bevolkingsgroep bij de buitenwacht, die Nederlandse christenen identificeert met Veluwse boeren en Urker vissers.
En dan is er corona. De regering roept dit virus uit tot vijand van onze vrijheid en mobiliseert het volk. Voor even vallen alle verschillen weg. Zorgverleners worden nationale helden en vrijwilligers zorgsoldaten. De Tweede Kamer overstijgt alle politieke verschillen en aanvaardt een ongekend financieel steunpakket. De wetenschap belooft in allerijl een wapen tegen corona te ontwikkelen. Nederland herovert zijn vrijheid.
Anderhalf jaar later klinkt bij velen deze oorlogsretoriek als een holle frase. In hun ogen liegen politici, falen wetenschappers, verkondigen journalisten fakenieuws en goochelt het RIVM met cijfertjes. Teleurgesteld in het huidige bestel, gaan zij op zoek naar de echte waarheid.
Ook deze groep gebruikt oorlogsretoriek. Niet langer is corona, maar de gevestigde macht volksvijand nummer één. Zij verdenken de politieke elite ervan een totalitair regime te willen invoeren en verwijzen daarvoor naar het 2G-beleid, een volgende stap op weg naar een nieuwe wereldorde.
Nu de vrijheid in gevaar is, zijn alle verbale middelen geoorloofd, zelfs intimidatie. Wie die bedreigingen weegt, hoort dat binnenkort niet een persoon maar dit politieke bestel voor het tribunaal staat. Dit dreigement sorteert nu al effect. Politici, zorgverleners, wetenschappers, journalisten en opiniemakers zijn in toenemende mate onveilig.
Ook christenen vinden wat van de huidige politiek. Een substantieel deel distantieert zich van de in zijn ogen onredelijke kritiek en roept op tot wederzijds respect. Een ander deel is gevoelig voor opruiende geluiden tegen het huidig bestel, mengt zich in de digitale kakofonie, houdt Den Haag verantwoordelijk voor alles wat misgaat. De rest zwijgt om uiteenlopende redenen.
Deze drie visies leven in een doorsnee gemeente waaraan een voorganger geestelijk leidinggeeft. Dat leidinggeven gebeurt grofweg op vier manieren.
De eerste steunt impliciet of expliciet verzet tegen het huidige politieke beleid. Elke overheidsmaatregel of -advies –dus ook die rond corona– wordt met wantrouwen bejegend, omdat de overheid per definitie een gevaar voor godsdienstvrijheid is. Deze benadering appelleert aan latente gevoelens van onbehagen die in delen van christelijk Nederland al langer leven.
Wanneer in deze context gezagsdragers wordt voorgehouden dat zij zich eens voor het huidige coronabeleid zullen moeten verantwoorden, niet voor een aards tribunaal, maar voor Christus’ rechterstoel, hoort de doorsnee Nederlander –kerkelijk en onkerkelijk– na anderhalf jaar corona het verschil niet meer tussen deze religieuze waarschuwing in de kerk en populistische intimidaties in de samenleving.
Angst
De tweede manier mobiliseert verzet tegen het vaccinatiebeleid van de overheid. De klassieke opvatting tegen vaccineren belijdt een kinderlijk Godsvertrouwen. De nieuwe benadering overschreeuwt deze overtuiging door te appelleren aan angst voor medische of zelfs fatale gevolgen op de lange termijn als gevolg van het vaccin of speelt in op latent wantrouwen door te suggereren dat achter het vaccinatiebeleid een verborgen agenda schuilgaat.
De derde manier ordent actuele feiten en duidt die aan de hand van een Schriftgedeelte. Soms gaat dit goed, soms niet. Na anderhalf jaar corona en allerlei complottheorieën kan dat ook bijna niet meer. Of de prediker het vreemd vindt of niet, maar een groot deel van zijn hoorders is niet meer in staat alle populistische verhalen die het huidige bestel tot volksvijand nummer één criminaliseren op zondag buiten de kerk te houden. Dat deel loopt het risico om zijn preek te horen als een demoniseren van een democratisch gekozen overheid en vindt daar wat van.
De vierde manier lijkt op die van de oudtestamentische profeten. Wanneer God spreekt door tekenen, aanbidden zij zwijgend Gods daden, pleiten op Zijn beloften voor deze lijdende wereld en helpen hun naaste in nood.
Vandaag belijden christenen met de profeten dat God regeert en hopen op Hem. Anderhalf jaar corona maakt duidelijk dat de eerste drie vormen van geestelijk leidinggeven uiteindelijk blijven hangen in de waan van de dag. De vierde vorm staat haaks op de actualiteit en overstijgt die, omdat het Evangelie lijdende zondaren doet hopen op de komst van Gods Koninkrijk, waarvan een christen nu al kind en onderdaan is.