Aanleg oesterrif helpt herstel biodiversiteit Noordzee
Marien bioloog Michaël Laterveer werkt aan een methode om de windparken op zee te gebruiken voor het herstel van de biodiversiteit. Het opnieuw aanleggen van de oesterriffen die er in het verleden waren, kan het begin zijn van nieuw leven op de zeebodem.
„Dit is de toekomst, ik kan me niet voorstellen dat het niet zou lukken.” Marien bioloog Michaël Laterveer uit Hazerswoude-Dorp is overtuigd van het nut van zijn uitvinding.
Laterveer vond een manier om jonge oesters eenvoudig uit te strooien. Op de kale zandbodem kunnen de diertjes zich niet handhaven, daarom ontwikkelde hij een ‘riftegeltje’ met sleufjes waarin de larven zich spontaan nestelen. Het is de bedoeling dat dit al gebeurt in het kweekcentrum, zodat het rif een ‘kickstart’ krijgt. Omdat de tegeltjes klein zijn kunnen ze tegen geringe kosten over een groot areaal worden uitgestrooid.
De riftegeltjes bieden de minuscule oesterlarven houvast en als er een tiental per vierkante meter wordt uitgestrooid op een stabiele grove zandbodem, is er een goede kans dat ze een rif vormen, aldus Laterveer. Oesters zijn belangrijk: filteren het water, halen er voedingsstoffen uit en slaan koolstof op. En een rif biedt veiligheid aan garnalen, kokerwormen, kreeften en jonge vissen. Vroeger bestond twintig procent van de Noordzeebodem uit oesterriffen. Nu zijn die er bijna niet meer door ziekte en overbevissing.
Kraaienpoten
Laterveer werkte lange tijd als manager van het aquarium in Diergaarde Blijdorp in Rotterdam en als hoofd van het daaraan verbonden marien laboratorium. Sinds 2011 is hij ondernemer. Met zijn bedrijf Blue Linked wil hij op commerciële basis consumptievis kweken.
Daarnaast werkt hij in opdracht van het programma De Rijke Noordzee aan het herstel van de biodiversiteit. Cruciaal daarbij zijn de ‘riftegeltjes’ waarvan de vorm is gebaseerd op de kraaienpoten die de politie gebruikt om vluchtende auto’s stil te zetten: twee antenneachtige uitsteeksels voorkomen dat de tegeltjes op hun kop komen te liggen. Aan de bovenkant zitten namelijk de sleufjes waar oesterlarven zich nestelen.
Windparken
De oesterriffen moeten de basis vormen voor verbetering van de biodiversiteit in de Noordzee. De windparken zijn daarbij zeer geschikt omdat er niet met sleepnetten wordt gevist. Op de zanderige bodem komen geen harde structuren voor zoals de koraalriffen in tropische zeeën. Een rif van oesterschelpen kan dat compenseren en het fundament vormen voor meer leven. „Een zandbodem is geen leefomgeving van mindere kwaliteit, maar er leven niet zoveel diersoorten: alleen wat zeesterren, krabben en wormen.” Laterveer draagt graag zijn steentje bij en bepleit een pragmatische aanpak: „Proberen en kijken hoe het werkt.”
Koraalriffen
De kernactiviteit van Blue Linked is het kweken van diertjes die zich niet zo gemakkelijk voortplanten. „Ik heb eigenlijk al van alles gekweekt: kwallen, koralen, naaktslakken en zeepaardjes”, somt Laterveer op als hij een rondleiding geeft in de hal aan de rand van Hazerswoude-Dorp waar het bedrijf sinds kort is gevestigd. De kennis daarvoor ontwikkelde hij in Rotterdam en verfijnde hij in de afgelopen tien jaar met zijn eigen bedrijf.
Twee mannen zijn nog bezig de hal in te richten. Groen algenrijk water kabbelt in boven elkaar gemonteerde buizen die met tl-balken wordt verlicht. Aan een soort kapstok hangen smalle plastic zakken met groen, rozerood en bruin water waar luchtbelletjes uit opborrelen. Hier kweekt Laterveer de algen die het voedsel vormen voor de minuscule larven die hij kweekt.
Koralen
Twee jaar werkte de ondernemer voor het wereldwijd opererende baggerbedrijf Van Oort aan het herstel van tropische koralen, onder meer in Australië aan het fameuze Great Barrier Reef. Net zo min als oesters kunnen de larven van koraaldiertjes zich op een zandbed handhaven. Voor het herstel van koralen was het nodig de poliepjes een stevige ondergrond te bieden en dat werden de tegeltjes die Laterveer ook in de Noordzee wil gebruiken.
Het idee ervoor ontstond al in Rotterdam. „Met het oog op het natuurbehoud wilden we voor het Oceanium geen koraal meer uit zee halen, daarom was het interessant de koraaldiertjes te verleiden tot geslachtelijke voortplanting.” Dat was lastig omdat de omstandigheden waaronder ze hun pakketjes met geslachtscellen loslaten, moesten worden nagebootst.
Het tweede probleem was de ondergrond waaraan op de larven zich konden hechten. „De piepkleine larfjes kunnen net als jonge oesters waarnemen waar ze terecht komen en bijvoorbeeld geluid, licht en geuren waarnemen. Daarom moest de ondergrond aantrekkelijk worden gemaakt met een laagje algen en bacteriën.”
>bluelinked.nl