Nederlandse automobilist kiest vooral grijs
Wie een fotoalbum uit begin jaren 70 openslaat, ziet dat het er op straat vrolijk aan toeging. De geparkeerde Kevers, Eendjes, Renaults 4 en ook grotere modellen gingen vaak getooid in vrolijke, opbeurende lakkleuren. Dat is tegenwoordig wel anders.
Appelgroen, felblauw, tomaatrood en zonnebloemgeel, het zijn opvallende kleuren die qua auto’s aan het verleden doen terugdenken. Ze waren regel en geen uitzondering. Ook nu worden er op de ontwikkelingsafdeling van autofabrikanten prachtige kleuren bedacht. Die worden speciaal op een nieuw model afgestemd en begeleiden de marktintroductie. Zo’n kleur wordt door de dealer soms voor demonstratiedoeleinden ingezet, maar vervolgens gaat geen klant ermee aan de haal.
Maar ondanks dat we om ons heen veel zwarte auto’s en tal van tinten grijs zien rijden, wordt wereldwijd een witte lakkleur met 38 procent aandeel verreweg het meest gekozen. Daarna volgt zwart met 19 procent en verlaat 15 procent van de kopers van een nieuwe auto de dealer met een grijs gespoten model. Maar dat zijn de cijfers voor de hele wereld.
In Europa wordt op dit moment een grijstint als luxueus en chic ervaren. Dat betekent dat grijs er in al zijn toonaarden de leidersrol in ons werelddeel op zich heeft genomen met 34 procent. Maar ook wit (25 procent) en zwart (19 procent) zijn goed voor een fors aandeel in de totale afzet. En dan blijft er voor sprekende, vrolijke kleuren nog maar weinig over. Blauw slaat met 10 procent nog enigszins een deuk in een pakje boter, maar rood (5 procent), bruin/beige (2 procent), groen, geel en andere zijn procentueel van geen betekenis. In Nederland maken zwart, grijs en wit zelfs 83 procent van de hele markt uit, kleuren die als behoudend worden gezien. Alhoewel wit in vele nuances bestaat, biedt grijs toch de rijkste schakering en dito keuze.