Democratie staat tien jaar na Arabische opstanden flink op achterstand
Dé grote strijd die nu al tien jaar lang wordt gestreden in het Midden-Oosten, gaat in de kern over de vraag: welke soort regering willen we in deze regio? De antwoorden daarop worden in de regel pas gevonden na langdurige en verwoestende oorlogen en opstanden. Grofweg zijn er drie smaken: democratie, dictatuur en kalifaat – met natuurlijk allerlei tussenvormen.
Waar de achterliggende jaren opstanden uitbraken, won nogal eens de democratie. Althans, in eerste instantie. In tweede instantie bleek de dictatuur toch sterker. Dat zagen we in Egypte, we zien het de laatste tijd gebeuren in Tunesië, en nu vindt hetzelfde plaats in het grote Afrikaans-Arabische Sudan.
Daar werd in 2019 na aanhoudende protesten de dictatoriale heerser Omar al-Bashir afgezet. Daarna ontstond er warempel geen grote chaos, zoals zo vaak, maar kwam er een afspraak tussen democratische partijen en het leger dat de laatste gaandeweg de touwtjes uit handen zou geven. Sudan zou democratisch worden.
Dat gebeurt dus niet. Bij nader inzien houden de generaals toch liever zelf de macht, naar eigen zeggen omdat ze bang zijn voor een burgeroorlog. En het is waar, dictators die het leger aan hun kant hebben, zijn véél beter in het bewaren van rust en orde dan partijen die democratie willen maar daar nog geen enkele ervaring mee hebben. Dat is precies de reden waarom het nu in Egypte zo goed gaat, op het vlak van stabiliteit althans. Maatschappelijke onrust krijgt er onder president en oud-generaal Sisi geen kans.
Het lijkt er sterk op dat ze in Sudan het voorbeeld van Sisi willen volgen. De overgangsraad die het land naar een democratie moest leiden, is door legerchef Abdel Fattah al-Burhan ontbonden. Protesten daartegen worden keihard neergeslagen door speciale veiligheidstroepen (de Rapid Support Forces) die onder een andere naam (de Janjaweed-milities) oorlogsmisdaden hebben bedreven in Darfur.
Toch staat Sisi nog niet openlijk te juichen bij de coup in Sudan, al zijn er boze tongen die beweren dat Egypte achter de schermen het Sudanese leger steunt. Wie in elk geval wel openlijk steun verlenen, zijn Saudi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten. Die hebben zich al tien jaar lang laten kennen als steun en toeverlaat van sterke mannen in de regio – want zo worden hun eigen landen immers ook bestuurd.
Al met al staat het in Sudan 1-0 achter voor de democratie. De nieuwe sterke man in het land heet natuurlijk Burhan, de legerchef die nu zo stevig van leer trekt. Als hij advies nodig heeft, kan hij gerust naar wat buurlanden bellen. Want niet alleen in Sudan, in de hele regio staat de democratie tien jaar na het begin van de Arabische opstanden flink op achterstand. De sterke mannen met hun legers krijg je echt niet zomaar weg.