FNV laakt discriminatie op de werkvloer
Er is te weinig oog voor discriminatie op de werkvloer, terwijl momenteel alle signalen op rood staan. Dat concludeerden vice-voorzitster A. Jongerius van de FNV en directeur H. Fermina van het Landelijk Bureau ter bestrijding van Rassendiscriminatie zaterdag tijdens een bijeenkomst van de vakcentrale in Ede over integratie en de arbeidsmarkt voor etnische minderheden.
Volgens Fermina en Jongerius valt niet meer uit te leggen dat de werkloosheid onder mensen afkomstig uit niet-westerse landen als Turkije, Marokko, Suriname en de Antillen drie keer zo hoog is als onder autochtonen.
Zij wezen erop dat de verschillen in opleiding en kwalificaties van allochtonen ten opzichte van autochtonen steeds kleiner worden. Zo geniet inmiddels 22 procent van de tweede generatie uit etnische minderheden een hoger beroeps- of wetenschappelijke opleiding, terwijl dat onder kinderen met Nederlandse ouders 27 procent is.
Jongerius stelde dat na de moord op filmmaker Theo van Gogh in discussies veel wordt geroepen, vooral door politici, dat werk de beste weg naar integratie is. „Maar goed opgeleide jongeren uit etnische minderheden lopen een behoorlijk risico om niet aan het werk te komen, waardoor zij geïsoleerd kunnen raken en zogezegd geen al te warme band met de Nederlandse samenleving aangaan.”
Fermina zei bang te zijn dat na de moord op Van Gogh het voor allochtonen alleen maar moeilijk wordt om aan de slag te komen. Hij en Jongerius verweten vooral het kabinet dat het „geen gevoel voor urgentie” heeft. Volgens de FNV-bestuurster wordt er een veel te algemeen arbeidsmarktbeleid gevoerd. „Het niet benoemen van problemen in beleid wekt bij ons de indruk dat het kabinet daarmee probeert deze uit de statistieken te laten verdwijnen.”
Directeur-generaal J. van den Bos van het ministerie van Sociale Zaken bestreed de aantijging van de FNV. Volgens hem worden wel degelijk alle groepen gevolgd en hij sprak van „gevoelige tijden.” Het kabinet wil juist met zijn algemene beleid voorkomen dat groepen worden gestigmatiseerd. Ook zou tegenwoordig per individu meer maatwerk mogelijk zijn om mensen te helpen bij het vinden van werk.
Van den Bos erkende wel dat het ministerie in de aanpak van de werkloosheid onder jongeren via de Taskforce Jeugdwerkloosheid merkt, dat momenteel bij werkgevers een soort huivering bestaat om jongeren van onder meer Marokkaanse afkomst aan te nemen.
Om werkgevers een divers personeelsbestand op te laten bouwen lanceert het ministerie van Sociale Zaken donderdag het Landelijk Netwerk Diversiteitsmanagement. Dat maakte Bos zaterdag bekend. Deze ’mobilisatieclub’ gaat werkgevers actief benaderen om uit te leggen hoe belangrijk het is dat zij uit alle groepen van de samenleving -oud en jong, mannen en vrouwen en zowel autochtonen als allochtonen- mensen in dienst hebben.
Op welke wijze de werkgevers door het netwerk benaderd zullen worden, is volgens Van den Bos nog onduidelijk. „Het wordt vooral een expertisenetwerk om goede initiatieven en kennis uit te wisselen.” Zo stelde de directeur-generaal dat werkgevers een voorbeeld kunnen nemen aan warenhuisketen HEMA. „Het is immers ook een zakelijk belang om een divers personeelsbeleid te voeren, wil je mensen aanspreken. De HEMA laat in zijn presentatie en werkwijze heel duidelijk zien alle mensen ongeacht hun leeftijd, sekse en afkomst als klant te beschouwen.”
Jongerius deed het aanstellen van het netwerk, waarin werkgevers ervaringen kunnen uitwisselen, echter af als een doekje voor het bloeden. Volgens haar is een meer concrete aanpak nodig. Zo stelde zij dat FNV-bonden komende CAO-onderhandelingen met werkgevers afspraken willen maken over de aanpak van discriminatie en het vinden van werkplekken voor allochtone jongeren.