Iedereen kent de taal van Amsterdams inloophuis De Tweede Mijl
Koffie en thee, brood en soep. De gasten van De Tweede Mijl weten waarop ze kunnen rekenen. Deze vrijdag staan er ook slagroomgebakjes klaar voor de bezoekers van het christelijke inloophuis in Amsterdam, dat 25 jaar bestaat.
Willem (77) woont in de buurt van het inloophuis in de Amsterdamse wijk de Jordaan. De voormalige magazijnmedewerker vertelt dat hij De Tweede Mijl al bijna 25 jaar bezoekt. „Ik was een tijdje werkloos en liep hier af en toe binnen. Sindsdien ben ik blijven komen, vooral voor de sociale contacten. Het is hier gezellig”, zegt de ongehuwde Amsterdammer.
Aan de wand achter hem hangt een tekst uit Psalm 121, een van de verwijzingen naar het christelijke karakter van De Tweede Mijl. Dit is Willem niet onbekend. „Ik ben luthers gedoopt en heb op een christelijke school gezeten. Het geloof is de laatste jaren belangrijker voor me geworden. Ik heb verschillende ziektes over me heen gekregen, maar ik ben er nog steeds. Er is iets wat me beschermt.”
Aan het eind van de ochtend zitten er ruim dertig bezoekers, met uiteenlopende nationaliteiten, in de inloopruimte die vanwege het jubileum met vlaggetjes en ballonnen is versierd. Zo’n tien vrijwilligers staan voor hen klaar. De een schenkt koffie en thee, een ander deelt soep uit.
In een ruilwinkeltje staan drie vrijwilligers achter een balie. Bezoekers, onder wie daklozen, kunnen oude kleding inleveren in ruil voor een schone en nette set. Naast het winkeltje kunnen ze gebruikmaken van een van de zes douchecabines, die na elke beurt worden ontsmet.
Dagopening
Een halfuur voordat om 11.00 uur de deur opengaat, zitten de vrijwilligers bij elkaar voor de dagopening. Steven Fikse (65) leest een gedeelte uit Mattheüs 7 en houdt een korte overdenking. „Als je mensen oordeelt, heb je geen tijd om van hen te houden.” Hij staat ook stil bij het 25-jarig bestaan van de stichting. „Aan de ene kant is het een feestelijk moment, maar het is jammer dat ons werk nodig is. In deze gebroken wereld zal dat zo blijven, totdat Hij komt.”
Nadat er een lied is gezongen en gebeden, worden de taken verdeeld. Fikse en zijn vrouw Marijke trekken zich met anderen terug in de keuken. Ze hebben al zestig eieren gebakken, twintig liter tomaten- en groentesoep gemaakt en boterhammen belegd met kaas, gebakken ei en zoetwaren. De broden worden standaard gedoneerd door bakkers uit Nunspeet, Elspeet en Uddel, vertelt Fikse. „We maken ook lunchpakketjes die mensen mee kunnen nemen als ze de straat op gaan.”
Hij is acht jaar vrijwilliger bij De Tweede Mijl. „Ik was destijds 57 en ging een dag minder werken.” Ooit maakte hij via een mannenactiviteit van de vrije evangelische gemeente in Elburg, waarbij hij is aangesloten, kennis met het werk. „Dienstbaar zijn”, dat spreekt hem erin aan. „Het mooiste is dat mensen hier een rustpunt hebben en dat we hen van eten en drinken kunnen voorzien. Ik hoop hen ook iets te laten voelen van Gods aanwezigheid. Mensen vragen vaak waarom we van de Veluwe hierheen komen. Dan kunnen we iets kwijt over onze drijfveren.”
Het lastigste in dit werk? „Er ontploft weleens iemand, zeker als er veel mensen dicht op elkaar zitten. In het ongunstigste geval komt de politie erbij, maar dat gebeurt gelukkig niet vaak.”
Alcoholverslaving
De Tweede Mijl werd in 1996 opgericht door de in Elspeet opgegroeide Jaap Spijkerboer. „Hij had een alcoholverslaving gehad, was tot geloof gekomen en is toen dit werk begonnen”, zegt coördinator Gerrit van Kruistum. De nadruk ligt op praktische hulp, maar op maandag is er ook een zogeheten ”evangeliemoment”. Een vrijwilliger geeft dan kort een Bijbelse boodschap aan de bezoekers mee en bij piano en gitaar worden er een paar liederen gezongen.
Bij De Tweede Mijl ligt het accent op gastvrijheid. „Als mensen hulp nodig hebben, verwijzen we hen door. We hebben bijvoorbeeld contacten met Het Passion, een time-out-voorziening in Hummelo, waar we weleens een bezoeker heen verwijzen, en diverse instanties in Amsterdam.”
De formule van het inloophuis bleef al die jaren ongeveer hetzelfde, wel veranderde het publiek. Zo komen er de laatste jaren meer Oost-Europese daklozen. Ze spreken niet allemaal Nederlands of Engels. Dat levert geen problemen op, vertelt Van Kruistum. „De taal van De Tweede Mijl kent iedereen. Met handen en voeten en wat geduld kom je een heel eind.”
Behalve Polen en Roemenen weten autochtone Amsterdammers De Tweede Mijl nog steeds te vinden. Zoals Theo (78), die achter een paar boterhammen zit. Hij vertelt dat hij jaren marktkoopman is geweest en stadsgezichten schildert. Het inloophuis bezoekt hij graag. „Je kunt hier altijd even een praatje maken.”
Tot de coronacrisis uitbrak, ging hij ook geregeld naar Simon de Looijer, het Amsterdamse inloophuis van de Gereformeerde Gemeenten. „De mensen daar kunnen vreselijk goed zingen.” Hij had er ook geregeld gesprekken over de Bijbel. „Ik heb heel veel in het Oude Testament gebladerd.”
Speciale band
Als oud-vrijwilliger Joop Verkerk (79) uit Voorthuizen de inloopruimte binnenloopt, wordt hij enthousiast begroet door een Roemeense bezoeker die hij al jaren kent. Verkerk vertelt dat hij hier twintig jaar vrijwilligerswerk heeft gedaan, nadat hij in 1999 zijn accountantskantoor had verkocht. „Dit werk heeft m’n hart, maar vanwege mijn leeftijd ben ik eind vorig jaar gestopt.”
Diverse bezoekers bleven Verkerk bij, zoals „een intelligente man die jaren dakloos was, maar geen kleding wilde en nooit wilde douchen.” Een speciale band kreeg hij met de voormalige Roemeense dakloze. Verkerk hielp hem op weg, zodat deze bezoeker indertijd als zzp’er weer aan de slag kon. „Hij werkt nu bij een tuincentrum. Af en toe spreken we nog af elkaar hier te ontmoeten.”