Column (Hendrik-Jan van Nieuw Amerongen): Op waarde schatten
Als economiedocent heb je het voorrecht om met pubers over actuele aangelegenheden te kunnen sparren. Over iets wat ze zelf voor het eerst gaan doen (solliciteren), wat veel ouders doen (kromliggen voor een hypotheekje) of wat grootouders naast het sjezen op een e-bike doen (genieten van een oudedagvoorziening). Hoewel dat laatste voor hen nog vele jaren duurt, hebben veel leerlingen hun mening inzake pensioenen al wel klaar en doen ze bij zo’n onderwijsleergesprek graag een duit in het zakje.
De met Dagobert Duck opgegroeide leerling ziet het al helemaal voor zich: zwemmen in je geld, en zonder dat je iets doet wordt je zwembad alleen maar voller. De krenterige leerling denkt vooral aan de lieve duit die het de werkgevers en belastingbetalers kost. De precieze leerling wil weten hoe hoog de AOW is. Wat wordt er maandelijks standaard bijgeschreven op oma’s bankrekening? Overigens, sinds ik op de vraag hoeveel een gemiddeld rijtjeshuis kost het antwoord: „Ongeveer 1000 euro?” kreeg, ontstond zomaar het idee dat het noemen van concrete bedragen bijdraagt aan een beter begrip van derdeklassers.
Een doordenkende leerling geeft aan dat hij ouderen een goed pensioen gunt, maar dat het ook wel spijtig is als mensen met pensioen gaan. Als organisatie mis je opeens al die kennis en ervaring. Een 66- en 67-jarige is nog zo waardevol voor je organisatie…
Toen ik bij de Driestar solliciteerde, had ik nog geen weet van wat leerlingen over pensioenen dachten. Ik was evenmin bezig met mijn eigen pensioen, of dat van de twee andere aangenomen economiedocenten. Eén ding wist ik: in Gouda zijn drie docenten aangenomen, terwijl er slechts plek is voor twee. Of ik half in Gouda, half in Leiden wilde gaan lesgeven, was het verzoek. Onzeker ging ik op bezoek in Leiden. De directeur wachtte me daar op. „Zo, hoe zie je dat half-om-half-in-Leiden-zijn voor je? Heb je nog een ander vak waarin je onderlegd bent?” Laat ik net van getal en ruimte houden. „Prachtig, dan ben je alle dagen welkom in Leiden.” Aldus geschiedde.
Terwijl ik mij onzeker voelde over mijn eigen kunnen, kreeg ik vertrouwen. Ruimte om fouten te mogen maken. Een immer openstaande deur. Kansen om nieuwe taken op te pakken, zelfs buiten de school. Gedachtig aan de krampachtige voorzichtigheid van veel managers, verwachtte ik weinig enthousiasme op mijn verzoek een maandelijkse column te mogen schrijven in ’s achterbans dagblad. Het tegendeel bleek waar.
Ik snap die doordenkende leerling wel. Zo’n pensioengerechtigde directeur zou eigenlijk niet met pensioen mogen gaan.