Dienstensector blijft banenmotor
De dienstensector blijft de komende tientallen jaren de belangrijkste banen-motor in Nederland. Ook in de zorg zal de werkgelegenheid verder toenemen. Dat gaat, eveneens in lijn met de historie, ten koste van de landbouw en de traditionele industrie.
Dat voorspelt het Centraal Planbureau (CPB) in een vrijdag gepubliceerde studie waarin economische lijnen tot het jaar 2040 worden geschetst. „Het is een voortzetting van een proces dat al decennia aan de gang is en zijn hoogtepunt bereikte in de jaren zeventig”, aldus het planbureau.
Het CPB is niet bevreesd dat het wat minder gaat, integendeel. De doorgaande ”outsourcing” van bedrijvigheid naar het buitenland en verlies aan werkgelegenheid in bepaalde bedrijfstakken leidt tot „pijnlijke aanpassingen”, maar daarna ligt een verdere stijging van de welvaart in het verschiet.
Een analyse van het planbureau toont dat de economische groei wel sterk kan variëren. Die hangt sterk af van de mate waarin er met andere landen in Europa en ook elders ter wereld wordt samengewerkt. Een tweede bepalende factor is de wijze waarop de hervorming van de collectieve sector wordt aangepakt. Maar het is aan de politiek om daarin keuzes te maken.
Aan de neergaande ontwikkelingen in de landbouw zal in de komende decennia in ieder geval geen einde komen, zo verwachten de onderzoekers. Voedsel is in hun ogen historisch bezien goedkoop, gemakkelijk verkrijgbaar en veilig. De vraag neemt niet toe. Zolang de arbeidsproductiviteit stijgt, zal de sector krimpen.
Hetzelfde lot treft de industrie. Ook deze bedrijfstak heeft de groei van de arbeidsproductiviteit niet kunnen bijhouden. Daar komt nog bij dat de industrie het meest bloot staat aan buitenlandse concurrentie, met name uit lagelonenlanden. Daardoor zijn hele bedrijfstakken grotendeels uit Nederland verdwenen. Dit proces is al lang gaande en de verwachting is dat het in de toekomst zal doorzetten. Het betekent overigens niet dat de industrie zal verdwijnen. „Nederland kent veel hoogwaardige industriële toeleveranciers. Het zijn relatief kleine bedrijven die goed kunnen opereren in nichemarkten”, aldus het CPB.
Aan de andere kant staat de zorgsector. Die heeft te maken met veel taken in de verzorging die moeilijk te automatiseren zijn. De zorg blijft daardoor een sterk groeiende sector. De vraag is relatief ongevoelig voor de prijs. De stijging van de welvaart en de technologische mogelijkheden hebben juist tot een sterke toename van de zorgvraag geleid. Daar komt in de toekomst de extra vraag als gevolg van de vergrijzing nog bovenop. En dus meer banen.
De commerciële dienstensector blijft de echte economische motor. Er komen in Nederland nieuwe banen bij in de sectoren van van internet, telecom, banken, verzekeringen en logistiek. De dienstensector bestrijkt steeds meer markten. Daarbij ligt het accent in toenemende mate op het transporteren en verwerken van informatie. Het CPB verwacht veel van nieuwe ict-technieken. Die maken het mogelijk om te produceren op afstand. Deze sector is nu al het deel van de Nederlandse export dat het snelst groeit. Daarmee vervaagt het onderscheid tussen industrie en diensten.
Het CPB werkt met vier scenario’s, die oplopen van weinig internationale samenwerking en nauwelijks hervormingen tot een combinatie van verregaande globalisering met een grondige herziening van de collectieve sector. In het eerste geval neemt het bruto binnenlands product tot het jaar 2040 per hoofd van de bevolking ’slechts’ met 30 procent toe, in het laatste geval met 120 procent. De berekeningen daartussen komen uit op 55 en 95 procent.
Een sterke groei heeft schaduwzijden. Zo waarschuwt het CPB op voorhand dat het marktgericht handelen leidt tot grotere inkomensverschillen tussen hoog- en laagopgeleiden en tussen werkenden en niet-werkenden. Verder is er in dat geval weinig aandacht voor milieuvraagstukken.