Godsdienstig vormingsonderwijs openbare school als gist in deeg
Jezus vergelijkt de komst van Gods Koninkrijk met desem. Iets kleins kan iets groots veroorzaken. Dat is bemoedigend voor het godsdienstig vormingsonderwijs. Het hoeft niet groot te zijn om betekenisvol te zijn.
Godsdienstig vormingsonderwijs voor alle Nederlandse leerlingen is om een drietal motieven wenselijk. Het eerste motief is maatschappelijk. Dit onderwijs geeft leerlingen inzicht in de christelijke grondslagen van onze huidige cultuur. Om het denken van de huidige westerse cultuur te kunnen begrijpen, heb je kennis van het christendom nodig.
Het tweede motief is pedagogisch. Nederlandse leerlingen staan in een context waarin allerlei godsdiensten en levensbeschouwingen zich naast elkaar aandienen. Het is van belang dat zij tegen deze achtergrond open leren staan voor allerlei kanten van de werkelijkheid. Ook moeten leerlingen leren hoe samen te leven met wie anders zijn dan zij. Het godsdienstig vormingsonderwijs draagt bij aan het respecterend omgaan met diversiteit.
Het derde motief is ideëel. Een christen gelooft in het leven als een reis. En je ervaart dat deze reis zelf je thuis niet is, maar dat er achter de reis die je door dit leven maakt een eeuwig leven met God wacht. En als dit menens is dan moet iemand je toch vertellen van God.
Bezield
Hoe stel ik het christelijk geloof in het openbaar vormingsonderwijs aan de orde? Daarvoor gelden drie belangrijke kernwoorden: articulatie, ervaring en authenticiteit. Articulatie wijst op het duidelijk stem geven aan de inhoud van het geloof. Kinderen en jongeren hebben volwassenen nodig die uitkomen voor hun eigen identiteit en voor keuzes die ze gemaakt hebben; geen neutraliteit, want die daagt kinderen niet uit hun identiteit te vormen. Maar personen die geïnspireerd en bezield lesgeven vanuit christelijke identiteit, vanuit hoofd, hart en handen.
Het tweede kernwoord is ervaring. Ervaring is een toegangspoort tot het hart. Dit betekent dat de bevindelijke kant van het geloof kans maakt om bij kinderen betekenis te krijgen, meer dan de dogmatische. Werkvormen die een beroep doen op ervaring en beleving zijn belangrijke toegangswegen voor vorming. Denk aan kindertheologie. Aan de ene kant de Bijbel, vol van verhalen van God en geloof, en aan de andere kant de kinderen met hun eigen vragen, ervaringen en hun eigen manier van kijken, denken en ontdekken. Deze twee breng je in de werkvorm van het gesprek bij elkaar. Denk ook aan de kansen die er voor vorming liggen in pastoraat aan leerlingen, bijvoorbeeld wanneer kinderen geconfronteerd worden met verlieservaringen, of wanneer leerlingen al op jonge leeftijd stuklopen op levensvragen die verband houden met lijden, uitsluiting, teleurstelling, angst, en noem maar op.
Een begrip dat naadloos bij de vorige aansluit, is authenticiteit. In de context van het godsdienstig vormingsonderwijs betekent het dat je dicht bij jezelf en je eigen spiritualiteit blijft en dat je dat in je opvoedingssituatie ook laat blijken. Je voert geen trucje uit, maar je bent wat je zegt en doet. Authenticiteit geeft aan het geloof een menselijk gezicht.
De Bijbel gaat ons daarin voor. Ups en downs van gelovigen worden niet verzwegen. In de psalmen wisselen licht en donker elkaar af. Ook je spirituele biografie doet mee in het godsdienstig vormingsonderwijs. Op de geloofsweg reis jij je leerlingen vooruit.
Drang én vrijheid
Het articuleren van je identiteit, het aansluiten bij de menselijke ervaring en beleving en de leerkracht als subject in het vormingsonderwijs zijn in gezamenlijkheid krachtig desem in het meel van het vormingsonderwijs. Maar hoever rijkt je vormingsverlangen?
Dit is een spannend punt. Vanuit christelijke overtuiging is iedere vorm van dwang en indoctrinatie af te wijzen, maar in goed en boeiend vormingsonderwijs komt altijd iets paradoxaals mee; iets van drang én vrijheid. Je wilt de belangen van het kind centraal stellen, maar opvoeden is nooit waardeneutraal en wie opvoedt, is altijd aan het beïnvloeden. Je zet je in om je leerling mee te krijgen in het verhaal, maar ben je ook bereid om los te laten?
Leerlingen ontvangen én verlenen betekenissen aan de dingen om hen heen. Daarvoor hebben zij hermeneutische ruimte nodig: de mogelijkheid om zelfstandig betekenis te vinden. Met de hierboven genoemde kernbegrippen articulatie, ervaring en authenticiteit richt je als levensbeschouwelijk pedagoog de hermeneutische ruimte in. Je probeert deze ruimte zo in te richten dat de leerlingen tot toe-eigening kunnen komen. Belemmeringen haal je zo veel mogelijk weg.
Schuren
Dit betekent niet dat het niet mag schuren met aanwezige waarden en opvattingen. Maar het is van belang dat in die ruimte geen ”commitment” geforceerd wordt en dat er zelfs aandacht is voor alternatieven, want juist ook het vreemde zet aan tot nadenken en verdiept de toe-eigening van nieuwe betekenissen. Echter, respectvolle distantie van de vakdocent tot de eigen ruimte van de leerling is hier uitgangspunt, anders wordt het onderwijs indoctrinatie. Je wandelt op het smalle koord van aanbod en terughoudendheid.
Alert
Vakleerkrachten die naast het godsdienstig vormingsonderwijs op een openbare school lesgeven op scholen van gelijke gezindheid,bijvoorbeeld een reformatorische of christelijke school, moeten hier bijzonder alert zijn. Hoewel ook daar de hermeneutische ruimte een belangrijke voorwaarde voor vorming is, is de overeenkomst tussen de overtuiging van de leerlingen en de ouders en die van de leraar groot. Leerkrachten lopen daarmee het gevaar de hermeneutische ruimte van leerlingen te domineren door hun eigen vormingsideaal.
Met het respecteren van de hermeneutische ruimte van leerlingen vervalt je gezagspositie als deskundige niet. Voor protestanten is de Bijbel een boek dat door iedereen gelezen kan worden, maar die is niet multi-interpretabel. De hermeneutische ruimte is hier aan regels gebonden. Bovendien ligt tussen de Bijbel en de leefwereld van de leerlingen een verstaansafstand waardoor ”misreading” niet uitgesloten is. De vakleerkracht bemiddelt hier, als authentiek gelovige, als ervaringsdeskundige en ook als deskundig hermeneut van de Bijbel. Een bemiddeling waarvan je mag verlangen dat deze leidt tot authentieke ervaringen van leerlingen met God, in hun werkelijkheid.
Desem is niet altijd positief. Jezus waarschuwt voor het desem van de Farizeeën en Sadduceeën. Daarom is reflectie op vormingsonderwijs niet overbodig. Mogen christenen nederige opvoeders zijn, met de innerlijke overtuiging dat de vrucht van articulatie, ervaring en authenticiteit in de hermeneutische ruimte niet het gevolg is van kracht of geweld, maar van de Heilige Geest.
De auteur is docent godsdienst en associate lector bij het protestants centrum voor godsdienstig vormingsonderwijs en werkzaam bij het onderzoekscentrum van Driestar educatief. Dit artikel is samenvatting van de lectorale rede die de auteur hield op woensdag hield.