Tien tips voor beter en gezonder voedsel
Ons dieet is in veel opzichten een hete aardappel. Het voedselsysteem kraakt zelfs in zijn voegen, menen Jaap Seidell (hoogleraar voeding en gezondheid) en Jutka Halberstadt (onder andere universitair docent kinderobesitas). Tien aandachtspunten uit hun koker.
1. In historisch perspectief waren honger en ondervoeding altijd een schrijnend en schijnbaar onoplosbaar voedselprobleem. Inmiddels is de groep mensen die kampt met overgewicht en obesitas vele malen groter. Naar schatting een half miljard wereldburgers lijdt honger. Daar staan 2 miljard mensen tegenover die te kampen hebben met overgewicht of obesitas. Vanwege de omvang van beide groepen wordt er wel gesproken over een pandemie van voedselgerelateerde problemen.
2. Rijke landen consumeren te veel. Dat de omvang van de wereldbevolking (in dit geval: het aantal mensen) de afgelopen decennia steeds sneller is toegenomen is niet de kern van het voedselvraagstuk, stellen Seidell en Halberstadt in ”Andere kost”. De overconsumptie in rijkere landen, zoals Nederland, is een groter probleem. Dat legt een groot beslag op grondstoffen en is een bedreiging voor het klimaat en de biodiversiteit.
Neem bijvoorbeeld de consumptie van vlees. „Als dieren grazen op van nature aanwezige grasvlakten is dat niet zo’n probleem, maar wel als ze gevoed worden met soja en mais. Om de productie van veevoer bij te benen moet er voortdurend bos gekapt worden – het leefgebied van wilde dieren”, schrijven Seidel en Halberstadt.
Wie hier concrete stappen in wil zetten, zou minder vlees kunnen gaan eten of kunnen besluiten vegetariër te worden. Maar dat is een heikel punt in het voedseldebat. In het groot en in het klein ligt het gevoelig. Dat bleek recent maar weer, toen naar buiten kwam dat het ministerie van Economische Zaken en Klimaat bewust de oproep om minder vlees te eten uit een op burgers gerichte klimaatcampagne heeft geschrapt. De reden: het is te politiek beladen.
3. Verrassend: Seidell en Halberstadt leggen in hun boek een relatie met het Bijbelse begrip rentmeesterschap. Ze noemen dit een nuttig uitgangspunt voor hoe mensen zich hebben te verhouden tot de natuurlijke omgeving maar ook tot hun gezondheid. De Wereldgezondheidsorganisatie gebruikt het begrip rentmeesterschap als sleutel voor hoe overheden zich dienen op te stellen: mensen moeten als het om hun gezondheid gaat niet onnodig in hun vrijheid worden beperkt, maar ze moeten tegelijk omstandigheden realiseren waarin iedereen gezond kan leven.
4. We moeten af van ultrabewerkt voedsel. Al is dat niet eenvoudig, zeker niet vanuit het perspectief van de consument. Producten als pizza, frisdrank, ijs, kroketten, chips en koek worden overal aangeboden, er wordt veel reclame voor gemaakt en bovendien vinden veel mensen ze onweerstaanbaar. Kijk maar eens rond in een willekeurige winkelstraat of stationshal: snacks kun je er in alle soorten en maten kopen, maar een kraampje met appels of snoeptomaten is nergens te vinden. Ook supermarkten liggen volgens voedselwaakhond Foodwatch trouwens vol met ultrabewerkt voedsel; 70 procent van het assortiment zou in die categorie vallen. Volgens onderzoek bestaat 46 procent van wat Duitsers eten uit ultrabewerkt voedsel. Vermoedelijk is dat in Nederland ongeveer hetzelfde.
Waarom je er beter aan doet zo min mogelijk van deze producten te eten? Volgens Seidell en Halberstadt is ultrabewerkt voedsel nagenoeg geheel verantwoordelijk voor de toegevoegde suikers, het zout en de industriële vetten die mensen binnenkrijgen en die op hun beurt weer in belangrijke mate bijdragen aan het ontstaan van welvaartsziekten obesitas en diabetes type 2. Nuttige voedingsstoffen, zoals vezels, vitamines en mineralen, zitten er nauwelijks in.
5. De overheid zou meer moeten investeren in het voorkomen van voedselgerelateerde ziekten. Dat zorgt voor een toename in gezonde levensjaren en verbetert de kwaliteit van leven van burgers. Een ander punt waar nu door de overheid weinig aandacht aan wordt besteed is het verbeteren van kennis en vaardigheden die mensen nodig hebben om gezondere keuzes te maken. Denk bijvoorbeeld aan het aanbieden van voedselonderwijs of kooklessen.
6. De prijs van voedsel doet ertoe. Als groente en fruit goedkoper zouden zijn, zouden mensen met een laag inkomen hier meer van kopen, blijkt uit onderzoek van de Vrije Universiteit te Amsterdam. Als groente en fruit de helft goedkoper zouden zijn, zou de consumptie per huishouden per veertien dagen met 3,9 kilo toenemen. Maar de realiteit is dat er een omgekeerde ontwikkeling te zien is. Groente en fruit zijn in de periode van 2000 tot 2017 40 procent in prijs gestegen. Terwijl suiker is in hetzelfde tijdvak 20 procent goedkoper is geworden.
Voedsel is in z’n algemeenheid het afgelopen decennium duurder geworden, maar volgens cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek is dat effect bij gezondere voedingsmiddelen (plus 22 procent) sterker dan bij ongezondere alternatieven (plus 13 procent). Producten die het sterkst in prijs zijn gestegen: halfvolle melk, fruit, eieren en noten. Maar snoep en ijs waren in 2017 goedkoper dan tien jaar eerder. En chips en sauzen zijn in die periode nauwelijks in prijs gestegen.
7. Kies als het kan voor lokaal en duurzaam geproduceerd voedsel. Dat lukt natuurlijk niet met alles: rijst, koffie en soja worden in Europa (laat staan in Nederland) niet of niet voldoende verbouwd. Koop voedsel dat bij de oogst van het seizoen past, en waarvan je wellicht zelfs de teler kent: dat verhoogt het inzicht in het voedselsysteem. In beide gevallen is het energieverbruik voor productie en transport relatief laag.
8. Realiseer je dat de voedingsmiddelenindustrie een flinke vinger in de pap heeft, met als belangrijkste doel zo veel mogelijk winst maken. Als illustratie noemen Seidell en Halberstadt door de industrie gefinancierde overzichtsstudies naar het effect van kunstmatige zoetstoffen op het lichaamsgewicht: drie van de vier zagen een positief effect. Bij 23 niet door de industrie betaalde studies was er slechts 1 die een gunstig verband liet zien.
9. De overheid zou moeten bevorderen dat er een eerlijke prijs voor voedsel wordt betaald. Nu wordt de consument verleid tot het kopen van goedkope producten die niet duurzaam worden geproduceerd en die vaak ook niet gezond zijn. De gevolgen van voedselproductie en -consumptie (denk aan milieuschade of het effect op de volksgezondheid) zouden in de prijs van voedsel moeten worden verwerkt.
10. Begin bij de basis. Leer (beter) koken. Neem de tijd voor het bereiden én nuttigen van maaltijden. Volgens onderzoek eten gezinnen waar ouders samen met hun kinderen koken en eten doorgaans gezonder en is hun gezinsstructuur hechter dan in huishoudens waar iedereen voor zichzelf wat te eten maakt of iets opwarmt.
Laat kinderen dus meehelpen in de keuken. Leer ze koken. Of laat ze in de tuin zelf experimenteren met plantjes. Bezig zijn met voedsel is goed voor de bewustwording. Je weet beter wat je eet en je krijgt er meer waardering voor. Dat geldt ook voor kinderen, denken Seidell en Halberstadt. „In onze ervaring gaan zelfs de grootste groentehaters onder hen nog overstag als het gaat om het eten van de radijsjes en kool die ze zelf geoogst hebben.”
Boekgegevens
Andere kost. Een pleidooi voor een gezonder en duurzamer voedselsysteem, Jaap Seidell en Jutka Halberstadt; uitg. Atlas Contact; 240 blz.; € 22,99