Column (Ewoud de Jong): Van de dood tot het leven
Het viel mij vanmorgen in de spreekkamer weer op: hoe isolerend, beklemmend en verlammend psychische klachten kunnen zijn. De vrouw tegenover mij leed aan een ernstige depressie: haar gezicht was gesloten, haar ogen sprankelden niet maar staarden leeg de kamer in.
Vrijwel bewegingloos zat ze daar, opgesloten in zichzelf, geteisterd door allerlei catastrofale gedachten, veelvuldig denkend aan de dood. De dood roept angst op, vooral om toch eens toe te geven aan die verleidelijke drang om aan dit lijden te ontsnappen. „’k Wou vluchten, maar kon nergens heen; niemand zorgde voor mijn ziel.”
Of wat te denken van die jongeman die veelvuldig is misbruikt en mishandeld. Verwarrende beelden dringen zich aan hem op en worden door bepaalde fysieke sensaties –denk aan geuren en geluiden– getriggerd. Er is geen ontsnappen aan, hoe waakzaam je ook bent, hoe je ook probeert de slaap tegen te gaan om maar niet in een nachtmerrie terecht te komen. „’k Wou vluchten maar kon nergens heen.” Opgesloten, geketend aan gebeurtenissen uit het verleden. Je bent alleen, hoeveel liefhebbende mensen je ook omringen.
Isolement, in-, af- en opgesloten zijn, vervreemding; wat we in de spreekkamer tegenkomen is een uitvergroting van ons aller bestaan. Ons leven kenmerkt zich door dit thema: dat wij nooit kunnen ontsnappen aan onszelf. Dat we allemaal ten diepste eenzaam zijn, vervreemd van God en van elkaar, rondcirkelend in ons ego. Paulus zegt het ergens zo dat ons leven „ten dode” is. In grenservaringen als depressie, trauma, verlies, ziekte, ongeluk toont dat leven ten dode zich op een indringende manier. Ons leven vertraagt, komt soms tot stilstand in een voortrazende wereld. We doen niet meer mee, staan aan de zijlijn, voelen ons vervreemd en alleen. Op onszelf teruggeworpen.
Nu zijn er plaatsen in deze wereld waar dit leven ten dode bij uitstek gesymboliseerd wordt, erkend wordt, in de vorm van een kruis. Mogelijk komt u op zondag dat kruis niet meer tegen, en dat is betreurenswaardig. Het wonder van het kruis is namelijk dat het enerzijds een definitief eindpunt markeert: de dood, en anderzijds een overgang, of beter: een doorgang. Veel christenen in de wereld mogen deze beweging ten minste wekelijks maken, een beweging uit een bestaan van isolement, geslotenheid en vervreemding naar een bestaan van gemeenschap en verbondenheid. Naar een bestaan waarin ik niet opga in een eindeloze ruimte, maar gekend en gezien blijf, in liefde. Een bestaan waarin gewoon brood en wijn van deze aarde de voedende kracht van Gods heerlijke schepping present stellen. Dit bestaan heeft de dood achter zich, de dood aan het kruis in alle gruwelijke pijn, eenzaamheid en vervreemding,
Ik geloof (in) een heilige katholieke kerk. In de liturgie ontvouwt zich deze doorgang van oud naar nieuw, van isolement naar gemeenschap, van ten dode naar ten leven. Treurig dat in onze kerken alleen de gehoorszin mag meedoen. Juist in deze doorgang mogen álle zintuigen meedoen. Smaakt en ziet dat de Heere goed is, ten minste wekelijks, liefst dagelijks. Hoe denkt u het anders vol te kunnen houden in deze wereld, waarin de afbraak en ontbinding steeds zichtbaarder wordt, in politiek en kerk? Laten de broeders van hetzelfde huis die zich in heilige overtuiging druk maken over veel dingen, nu eens wekelijks het leven vieren bij het kruis en daar genoeg aan hebben.
De vele depressieve, angstige, verwarde en min of meer getraumatiseerde broeders en zusters, die het leven ten dode zo intens kunnen ervaren, hebben deze wekelijkse doorgang zo nodig. Ook al zijn de zintuiglijke ervaringen afgevlakt. Om in deze doorgang in het krachtenveld van de Geest de helende werking te ondergaan van de gemeenschap met Jezus, Die de dood al omarmd heeft in het kruis, in alle pijn en verlatenheid, in een relatie die de dood voor altijd voorbij is. Van geslotenheid naar openheid, van isolement naar verbinding en gemeenschap, van een ”leven ten dode” naar een ”leven ten leven”!
De auteur is psychiater.