OM eist zes jaar celstraf voor terreurverdachte Iran
Voor het beramen en aanmoedigen van aanslagen in zijn thuisland Iran en deelname aan een terroristische organisatie heeft het Openbaar Ministerie (OM) zes jaar celstraf geëist tegen vluchteling Eisa S. uit Delft. De officier van justitie sprak van een ernstige zaak omdat er daadwerkelijk mensen om het leven zijn gebracht of moesten worden gedood.
S. werd vorig jaar opgepakt nadat de AIVD chatverkeer onderschepte van verzetsbeweging ASMLA, die strijdt voor onafhankelijkheid van de regio Ahvaz van Iran. Een militaire vleugel van ASMLA pleegde meerdere aanslagen in dat land. Tegelijk met de arrestatie van S. werden in Denemarken drie kopstukken van ASMLA opgepakt.
Het OM benadrukte dat het „geen kant kiest in het conflict”, maar wel „als wetten worden overtreden en er door personen wordt beslist over leven en dood”. Bij S. was daarvan volgens het OM sprake. „In de chats roept hij op tot gewelddadig verzet en had hij een coördinerende rol in het voorbereiden van aanslagen.”
Op de eerste procesdag wees S. dinsdag naar Iran, dat hem en ASMLA „in de val hadden gelokt”. Volgens de Delftenaar had de inlichtingendienst geïnfiltreerd in de tv-zender van ASMLA, waar hij actief was als presentator, en hadden spionnen de gewraakte berichten verstuurd vanaf de Telegram- en WhatsApp-accounts van het station. Verder waren de accounts volgens S. gehackt door geheim agenten.
„Er is geen twijfel dat S. alle belastende chats heeft gevoerd”, meende het OM. „Er zijn geen digitale sporen zoals malware gevonden. Niets dat wijst op een hack of een geslaagde hack.” Cybercrimespecialist Rickey Gevers verklaarde volgens de officier dat „afwezigheid van digitale sporen de kans van een hack vele malen onwaarschijnlijker maakt”.
Het OM meende verder dat „uit de inhoud van chats de betrokkenheid van S. valt af te leiden”. Zo was volgens de officier in één van de chats gesproken over een geldbedrag voor aanslagplegers op leden van de Revolutionaire Garde, terwijl dat exacte bedrag op 9 oktober 2018 daadwerkelijk door S. naar iemand per bank was overgemaakt.
„Ook is het volstrekt onaannemelijk dat anderen ruim drie jaar lang uitgebreide chats op de accounts zouden voeren zonder dat S. dit zou hebben gezien”, concludeerde de officier. „De kans op ontdekking in drie jaar zou volgens Gevers ook zeer groot zijn.”
De rechtbank doet 6 oktober uitspraak.