Onbekendheid van Schoeman onterecht
Titel:
”Merksteen. Een dubbelbiografie”
Auteur: Karel Schoeman, uit het Afrikaans vertaald door Riet de Jong-Goossens
Uitgeverij: De Arbeiderspers, Amsterdam/Antwerpen, 2004
ISBN 90 295 3813 9
Pagina’s: 366
Prijs: € 22,50. Waarom is de Zuid-Afrikaanse schrijver J. M. Coetzee in luttele jaren tot grote bekendheid gekomen in Nederland en zijn Afrikaanstalige collega Karel Schoeman (geboren 1939) absoluut niet? Rechtvaardig is dit allerminst. Schoeman is een uitstekend schrijver die enorm productief is geweest, vanaf romans als ”Na die geliefde land” en ”Verliesfontein” tot en met zijn autobiografie ”Die laaste Afrikaanse boek”.
Wanneer ik een roman moet noemen waarin het vreemde karakter van Zuid-Afrika voor de Nederlandse immigrant zichtbaar wordt, verwijs ik meteen naar ”’n Ander Land” van Karel Schoeman. Dit verhaal over de chique mijnheer Versluis die uit het kille Delft naar de zuivere lucht van Bloemfontein emigreert om daar van zijn longtuberculose te genezen, kwam in 1992 uit in een Nederlandse vertaling: ”Een ander land”. Het is een aangrijpende roman, waarin Versluis pas kan sterven op het moment dat hij zich met de harde aardkorst van de Vrystaat heeft verzoend. De verwachte stroom vertalingen van Schoeman-romans bleef echter uit.
En nu hebben we dan veertien jaar na de roman over Versluis in Bloemfontein het verhaal van Schoemans grootouders die kort voor de Anglo-Boerenoorlog 1899-1902 vanuit Zuid-Holland naar Zuid-Afrika emigreerden en vele jaren in Bloemfontein woonden. Schoeman noemde zijn boek ”Merksteen”. Deze naam is in de Nederlandse vertaling -”Merksteen. Een dubbelbiografie”- bewaard gebleven.
Wat is een merksteen? In mijn oude uitgave van de dikke Van Dale staat als verklaring: grenssteen. Dat lijkt me niet van toepassing. Ik denk eerder aan het Duitse ”Markstein”, in de zin van: belangrijke, beslissende gebeurtenis, keerpunt.
Het woord betekent hier echter toch nog iets anders. In een inleiding tot het levensverhaal van de ouders van zijn moeder schrijft Schoeman dat hij met zijn dubbelbiografie als merksteen het leven van zijn grootouders in herinnering wil houden. Een inscriptie in een steen als poging om iets van de vergankelijkheid op te heffen, zoals geliefden hun namen met een hartje en een pijl in de bast van bomen kerven.
Voor wie markeert Schoeman de steen van de geschiedenis van zijn grootouders? In de eerste plaats voor zichzelf. In het slothoofdstuk twijfelt hij aan de zin van deze onderneming: „Er blijft uiteindelijk dus niets meer over dan een bejaarde (!) man die bij het lamplicht zit te schrijven, die zich herinnert en deze herinneringen opschrijft zodat ze onthouden worden, die de merksteen plaatst om later, op een dag, toevallig, bij een rivier, tussen struikgewas of midden in het veld, door anderen gevonden te worden, of misschien liever nooit gevonden te worden.” (blz. 362-363)
De zin over de merksteen is mooi, maar ook vervuld van een ongezond soort ikgerichtheid, van een neiging tot pose. In wezen is het onzin wat Schoeman hier beweert. Hij heeft een grote schare lezers, onder wie oud-president Mandela, en kan dus van grote publieke belangstelling voor zijn werk verzekerd zijn. Bovendien is ”Merksteen” een boek waarin de geschiedenis van Zuid-Afrika vanaf ongeveer 1870 tot de jaren vijftig van de twintigste eeuw zeer grondig wordt behandeld. Zo’n monumentaal geschrift verdwijnt niet zomaar in het veld van de vergetelheid.
Maar, het kan zijn dat de schrijver met het beeld van de merksteen niet in de eerste plaats de Zuid-Afrikaanse geschiedenis maar wel het leven van zijn grootouders bedoelt. Daar valt tegen in te brengen dat die grootouders hun sporen duidelijk hebben achtergelaten. Ook dan is de uitspraak dus onwaar, echter minder dan wanneer het over het gehele boek gaat.
Door deze gehele dubbelbiografie heen blijven de grootouders tamelijk op afstand. Het feit dat Schoeman zijn grootvader als ”H. H. van Rooijen” aanduidt en dat zijn grootmoeder als ”H. E. Oliemans” in beeld verschijnt, benadrukt de afstandelijkheid. Schoeman beschrijft het sociale en culturele klimaat in het Nederland van de negentiende eeuw. Hij kent de Nederlandse schrijvers uit die eeuw heel goed en weet de mooiste citaten uit hun werk als illustraties van zijn schets te gebruiken. Even belezen is hij op het gebied van de Nederlandse en Afrikaanstalige literatuur die in Zuid-Afrika werd geschreven.
De rode draad van deze dubbelbiografie is de wijze waarop twee mensen die door en door Nederlands waren, op de gebeurtenissen in Zuid-Afrika vanaf 1899 reageerden, daaraan deelnamen en in die deelname zichzelf trouw bleven. Schoeman wil weten hoe zijn grootouders geestelijk in elkaar zaten, wat hun geloof was en welke taak zij voor zich in Zuid-Afrika zagen weggelegd. De conclusie luidt dat deze grootouders altijd vreemden zijn gebleven in Zuid-Afrika, „waarbij ik beslist bedoel hoe wezenlijk Nederlands, of in elk geval hoe wezenlijk on-Zuid-Afrikaans en on-Afrikaans…” (blz. 323)
Omdat de documenten van zijn grootouders zelf niet voldoende samenhang vertonen, grijpt hij terug op de ontwikkelingen binnen Zuid-Afrika in de breedte en in de diepte. Daarom is het veeleer een boek over de geschiedenis van Zuid-Afrika met de nadruk op de groei van de hoofdstad van de Vrystaat, Bloemfontein, dan over het persoonlijke leven van het echtpaar van Rooijen.
Het gevolg hiervan is dat ”Merksteen” vooral van belang is voor de lezer die al iets van de Zuid-Afrikaanse geschiedenis weet en die daarom namen als die van ds. Postma, president Steyn, president Kruger, C. P. Hoogenhout, Jan Hoogeveen en Johanna Brandt weet thuis te brengen.
Pakt de lijn van het verhaal je als lezer, dan kom je verrijkt uit deze ontmoeting met Karel Schoeman tevoorschijn. Schoeman heeft een verbijsterend grote kennis van de geschiedenis van Zuid-Afrika en van Europa. Het is een genot om met deze begaafde stilist door de geschiedenis te wandelen. Jammer genoeg ontbreken in deze vertaling de foto’s en de noten uit de oorspronkelijke uitgave.