Waarom sommigen nu alvast voorschot nemen op versoepelingen
Geen anderhalve meter afstand meer: als het aan het kabinet ligt, is het 20 september zover. Kunnen we ons tot die tijd nog aan de regels houden, of nemen we alvast een voorschot?
Media noemen 20 september nu al ”Freedom Day”. Het kabinet is van plan op die datum de meeste coronaregels los te laten. Een van de belangrijkste: de anderhalvemeterregel vervalt.
Zo’n datum voelt als een „finish line”, denkt psycholoog Angela Koolmees. „Mensen hebben het idee: daar gaan we naartoe, dat is het doel.” Tegelijk ziet ze om zich heen dat veel mensen nu al een voorschot op de versoepelingen nemen. „Wat maken die paar dagen nog uit, denken ze wellicht. Wat is nu nog de noodzaak om de regels vast te houden?”
Wat ook een rol speelt in het soepeler omgaan met de regels: de hoge vaccinatiegraad. „Gevaccineerd zijn geeft een gevoel van bescherming. Mensen voelen zich veiliger. Of dat terecht of onterecht is, laat ik graag over aan de medici. Maar daardoor laten ze gemakkelijker die anderhalve meter los.”
Volgens Koolmees is het per individu wel heel verschillend hoe er met de coronaregels wordt omgegaan. Dat is volgens haar onder meer afhankelijk van hoe bewust mensen corona in hun omgeving hebben meegekregen. „Angst speelt een grote rol. Als je te maken hebt gehad met verliezen of zelf corona hebt gehad, zul je alerter zijn en meer afstand bewaren. Voor een ander was corona misschien een ver-van-zijn-bedshow; die ervaart de regels als door de overheid opgelegd. Of die is van mening dat het maar een griepje is.”
In vergelijking met andere landen in Europa is Nederland losser met de regels. Frankrijk bijvoorbeeld voert op straat controles uit; in Duitsland zijn de regels ook strenger. Koolmees denkt dat in Nederlands keuze iets van het poldermodel te zien is. „We zijn een eigengereid volkje. In België en Duitsland geldt bijvoorbeeld op de werkvloer: de baas zegt het, dus we doen het. In Nederland werkt het meer zo: de baas zegt het, we gaan eerst in discussie.”
Ongelijkheid
Pearl Dykstra, hoogleraar sociologie aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam, is terughoudend om het beleid rond corona te verbinden met de volksaard. „Wat er nu kan en mag heeft niet met de volksaard te maken, maar met wat de regering beslist. Het verschilt per land hoe streng wordt gecontroleerd of men zich aan de regels houdt. Ook speelt mee of het beleid landelijk of regionaal wordt bepaald.”
In een opiniestuk in Trouw in februari betoogt Dykstra samen met twee collega-sociologen dat het kabinet de sociologie niet moet vergeten bij het maken van de coronaregels. Aan het begin van de pandemie zorgde onder meer het verplichte thuisonderwijs voor veel sociale ongelijkheid, blijkt volgens Dykstra uit onderzoek. „Er waren ook ouders die weinig woonruimte hebben, of geen computer voor elk kind. Bovendien kwam het thuisonderwijs veelal op de schouders van de moeder terecht.”
Per 20 september worden de regels voor het bezoeken van een evenement juist strenger. Bij meer dan 75 bezoekers wordt een negatieve test of vaccinatiebewijs gevraagd. Creëert de overheid daarmee geen nieuwe ongelijkheid? Nee, zegt Dykstra. „Iedereen heeft de gelegenheid gehad om gevaccineerd te worden. Bovendien doet de overheid nu zelfs pogingen om naar wijken te gaan waar weinig mensen gevaccineerd zijn. Er is dus geen kansenongelijkheid.”
Dykstra, die Covid in het stuk een „maatschappelijk probleem” noemt, heeft de indruk dat het kabinet inmiddels meer aandacht heeft voor de sociologische effecten van de coronamaatregelen. „Dat wordt niet specifiek gezegd, maar op de laatste persconferentie noemde Rutte een aantal maatschappelijke overwegingen. Bijvoorbeeld de onrust die er onder mensen ontstaat, de effecten op jongeren en het belang van interactie voor de ontwikkeling van jongeren. Het lijkt me dat hij in de komende maatregelen en versoepelingen rekening gaat houden met het inzicht vanuit de sociale wetenschappen.”