Oud goud – gesprekken met musici: violiste Janine Jansen
Vijftig jaar Reformatorisch Dagblad betekent ook vijftig jaar muziek. Allerlei musici deden de afgelopen decennia in de krant een boekje open over hun grote passie. Deze zomermaanden duikt de muziekredactie in het krantenarchief en diepen we acht boeiende gesprekken op. Vandaag deel 7: interview uit 2003 met de dan 25-jarige violiste Janine Jansen door Sjaak Bezemer.
„Bijleren houdt in dit vak nooit op”
Violiste Janine Jansen: Je moet spontaan blijven, dat lijkt eenvoudiger dan het is
Janine Jansen (25) wordt algemeen beschouwd als Nederlands meest getalenteerde violiste. Ze kreeg dit jaar een contract bij platenmaatschappij Decca en ontving begin deze maand in de Rotterdamse Doelen de Nederlandse Muziek Prijs. De studieperiode voorafgaand aan de prijsuitreiking was een genot: „Het is heel leerzaam om met mensen met verschillende karakters samen te spelen.”
Janine Jansen groeide op in een gezin waarin muziek tot de dagelijkse levensbehoeften behoort. Haar vader, Jan Jansen, is organist van de Utrechtse Domkerk, haar moeder zingt en haar broer speelt cello. Ze kreeg alle gelegenheid haar talent te ontwikkelen. Inmiddels is haar naam bekend in binnen- en buitenland en treedt ze op met orkesten en kamermuziekensembles. Concoursen heeft ze „gelukkig” niet nodig gehad om aan de weg te timmeren.
Voorafgaand aan de uitreiking van de Nederlandse Muziek Prijs speelde de violiste in Rotterdam tijdens het Gergiev-festival het Tweede Vioolconcert van Sergej Prokofjev, een stuk van een haast sprookjesachtige schoonheid waarvan de solopartij vol bijzondere effecten zit. Om de muziek recht te doen moet de solist dus over een enorme technische beheersing beschikken. Bij Janine Jansen bleek dit geen probleem. Haar hele uitstraling toonde muzikale gedrevenheid en vooral betrokkenheid op het geheel. Men heeft haar wel eens de ruigste violiste van Nederland genoemd, maar dat vind ik een onjuiste karakterisering van haar spel, dat juist heel verfijnd is. Vooral in het schitterende middendeel klonken de snelle begeleidingsfiguren als kleine kristallen. Maar ook in het opgewonden slotallegro klonk geen aanzet te fel of was er enig bijgeluid te horen. Janine Jansen is de beste violiste van Nederland op dit moment.
Dat ze daarbij een gewoon iemand is gebleven, bewees wel haar dankwoord na de prijsuitreiking, waarbij ze behalve haar vroegere lerares Koosje Wijzenbeek ook haar vader en haar manager betrok.
Mensen ontmoeten
Janine Jansen heeft een boeiende tijd achter de rug. Als kandidaat voor de Nederlandse Muziek Prijs kreeg ze twee jaar lang de kans zichzelf verder te ontwikkelen. Janine: „Een bepaald bedrag wordt daarbij niet genoemd. Je kunt lessen volgen, naar concerten gaan en mensen ontmoeten. In feite ben je vrij in de besteding van de mogelijkheden die de prijs biedt. Dat ligt mij het beste, want ik weet wat ik wel of niet wil. Ik heb regelmatig gesprekken met mijn mentor Huub van Dael gevoerd. Hij gaf goede adviezen, maar legde me niets op.”
Janine wordt gezien als Nederlands meest getalenteerde violiste. Wat ze de afgelopen periode heeft opgestoken, ontgaat de leek. Wat kan iemand die zo goed speelt nog leren? „Ontmoetingen met collega’s monden vaak uit in samenspelen. Zo heb ik Mischa Maisky en Heinrich Schiff leren kennen. Uit die contacten zijn gezamenlijke concerten voortgekomen. Daar leer je veel van. Bijleren houdt binnen dit vak nooit op. Ook niet in technisch opzicht ; techniek moet je bijhouden. Ik doe nu bepaalde dingen weer gemakkelijker dan een paar jaar geleden. Maar het was toch vooral het muzikaal samenwerken met anderen, waarbij je allerlei ervaringen opdoet. Je werkt met mensen met verschillende karakters en dat is heel leerzaam.”
Spontaan blijven
De violiste volgde haar opleiding aan het Utrechts Conservatorium. Hoe ze daar terecht is gekomen, kan ze niet goed meer terughalen. „Ik kende mijn toekomstige leraar, Philipp Hirshhorn, niet eens. Wat ik me wel herinner, is dat het les hebben van hem een geweldige ervaring was. Na zijn overlijden heb ik nog les gehad van Herman Krebbers en Charles André Linale, maar dat was mijn laatste jaar in Utrecht. Na mijn examen ben ik verdergegaan bij Boris Belkin.
Wat een goede pedagoog is? Volgens mij is dat heel persoonlijk. Sommigen konden niet zo erg uit de voeten met Hirshhorn. Hij had iets wispelturigs, maar dat was voor mij geen probleem. Wat ik in hem waardeerde, was dat hij mij van jongs af aan stimuleerde om mijn eigen weg te vinden: je moest vooral spontaan blijven. Dat lijkt eenvoudig, maar het is best moeilijk. Er zijn ook leraren die kopieën van zichzelf proberen op te leiden. Zo was Hirshhorn gelukkig niet. Niet iedereen waardeert zo’n aanpak, maar voor mij is het ideaal geweest. Ik ben nooit in een bepaalde richting gedrukt. Daar ben ik dankbaar voor.”
Studeren doet Janine Jansen wanneer ze daar zin in heeft. „Ik heb geen vaste dagindeling. Wel begin ik altijd met wat toonladders en drieklanken om de vingers los te maken. Maar ook start ik wel eens met een halfuur techniek, waarbij onder andere etudes op de lessenaar komen. Een andere keer speel ik een bekend stuk in een langzaam tempo door. Dat werkt soms heel verhelderend.”
Wanneer de violiste aan nieuw repertoire begint, bestudeert ze niet vooraf de partituur, maar pakt direct haar viool: „Meestal begin ik met het stuk rustig door te spelen, waarbij ik de noten goed bekijk. Later neem ik het stuk ook wel eens op de piano door. Als er een opname op cd beschikbaar is, beluister ik die. Ik waak wel voor een eigen benadering, dus als ik op zo’n opname iemand een bepaalde passage heel mooi hoor spelen, zal ik dat niet direct proberen na te doen. Soms ben ik weg van de interpretatie van anderen. Die kunnen zoiets boeiends hebben dat je zegt: Wauw, dat is goed!”
Virtuozenstuk
Het komt voor dat Janine Jansen toezegt een stuk te spelen dat ze op dat moment nog niet kent. „Aan ”Sur le même accord” van Dutilleux, dat ik in maart in het Concertgebouw hoop te spelen, moet ik nog beginnen. Ik heb het zelfs nog niet gezien, maar daar heb ik geen problemen mee. Trouwens, de ”Zigeunerweisen” van Pablo de Sarasate, een bekend virtuozenstuk voor violisten dat ik in april in Londen uitvoer, heb ik ook nog nooit gestudeerd. Maar het is nog geen april. Componist en altviolist Joël Waterman is bezig met een werk dat in mei in Berlijn in première gaat. Ik ben erg benieuwd wat het wordt. Door wat ik van hem gehoord heb, lijkt het me enig.”
Zit een stuk in de vingers dan volgen er repetities. „Bij optredens met orkest heb je een dag voor het concert een repetitie van ongeveer anderhalf uur. De dag van de uitvoering is er een generale, waarbij je het stuk met het orkest een keer doorspeelt, meestal zonder onderbrekingen. Bij kamermuziekuitvoeringen heb je meestal wat meer tijd. Wij werken doorgaans in blokken van een paar dagen, waarbij we zowel ‘s ochtends als ‘s middags repeteren.”
Van zenuwen heeft de violiste nauwelijks last. „Een beetje, net voor een eerste uitvoering van een nieuw stuk, maar verder heb ik geen problemen met trillende handen en zo.”
Ook haar bomvolle programma speelt Janine Jansen geen parten. „Ongeveer één keer in de drie maanden heb ik het twee weken rustiger. Mijn vriend is ook violist en ook veel op reis. Ik zie hem dus niet zo vaak, maar tijdens zo’n rustige periode proberen we wat te organiseren. Ik vind dit leven heerlijk, het is voor mij beslist niet te zwaar. Ik heb gelukkig een heel goede impresario, Niels Veenhuijzen van Samama & Co. Hij weet wat ik wil en bewaakt mijn programma.”
Regelmatig is er overleg over het programma. Daaruit blijkt dat de violiste een alleseter is: alle perioden uit de muziekgeschiedenis zijn vertegenwoordigd. Ook barokmuziek, die tegenwoordig als een specialisme wordt gezien. „Door mijn vader ben ik gaan houden van de authentieke stijl en probeer die op de moderne viool zo goed mogelijk te benaderen. Het is echter niet zo dat ik daarvan mijn waardering voor een uitvoering door anderen laat afhangen. Ik kan ook goed luisteren naar een meer romantisch getinte interpretatie. Ik herinner mij een uitvoering door Hirshhorn van een sonate van Geminiani: onwijs mooi, maar beslist niet volgens de regels van de authentieke uitvoeringspraktijk. Uiteindelijk hangt de werking van muziek af van de innerlijke motivatie van de musicus.”
Familiegebeuren
Janine Jansen heeft de artistieke leiding gekregen van het eerste Internationaal Kamermuziekfestival Utrecht in Muziekcentrum Vredenburg. „Wat mijn bemoeienis inhoudt? Ik krijg de vrije hand om het programma samen te stellen en mensen uit te nodigen om te spelen. Het is de eerste keer dat dit festival plaatsvindt. Muziekcentrum Vredenburg had in de periode tussen Kerst en nieuwjaar ruimte en vooral dankzij Niels Veenhuijzen zijn er afspraken gemaakt. Ik zie het, gezien de tijd van het jaar, meer als een familiegebeuren en ik hoop dat er hele families op afkomen. Trouwens, als familie leveren de Jansens ook hun aandeel. Mijn vader voert in de Domkerk ”Le Corps Glorieux” van Messiaen uit en mijn broer speelt mee in het ensemble dat mij begeleidt in de Vier Jaargetijden van Vivaldi. Verder staan Prokofjevs beide vioolsonates, de solosonate en het kwintet op het programma en komen onder meer trio’s van Tsjaikovski, Schumann en Brahms aan bod. Violist Julian Rachlin geeft een masterclass en klarinettist Paul Meyer misschien ook, maar dat is nog niet zeker. Over het programma ben ik heel tevreden.”
Jaap van Zweden, lange tijd concertmeester van het Koninklijk Concertgebouworkest, heeft zijn viool voor een dirigeerstokje ingeruild. „Of ik iets voor het dirigeren voel? Op dit moment zeker niet, als dirigent moet je aan anderen kunnen vertellen wat je wilt en hoe het moet. Geef mij voorlopig maar mijn eigen instrument. Dat heb ik in handen en doet wat ik wil. De viool is een deel van mij.
Bij zo’n Vivaldi-project spelen we met een klein ensemble. Ik heb er dan geen probleem mee om dingen aan te geven. Maar Bruckner dirigeren voor zo’n groot symfonieorkest? Je weet natuurlijk nooit hoe het loopt.
Ik geniet van mijn huidige bezigheden. Ik wil me nog verder ontwikkelen en dromen over stukken die ik nog wil spelen - kortom, ik zie het wel. Ik houd overigens wel van het orkest. Wanneer ik voor de pauze als solist heb gespeeld, ga ik daarna altijd in de zaal zitten om de rest van het concert te horen. Daar geniet ik erg van.”