Uw verwachting
Psalm 2:12a
„Kust de Zoon, opdat Hij niet toorne.” U bent dood door de misdaden en zonden, maar er is bij u noch stem noch opmerking. Omdat u het verschrikkelijke van uw toestand niet beseft, zo is het ook dat u vandaar uit nooit roept tot God.
Maar ik moet u toch eens vragen: Omdat u toch een redelijk schepsel bent, komt het weleens in uw gedachten op hoe u het stellen zult, als u eens voor die grote rechterstoel van die rechtvaardige en almachtige God zult moeten verschijnen? Die toch al uw ongerechtigheden kent en weet, zowel de verborgene als de openbare, en hoe en op welke wijze die bedreven zijn? U hebt ze bedreven met gedachten, woorden en werken. Maar God zal die in u straffen.
Uw zonden, o mens! die roepen tot God om wraak. Maar nooit riep uw ziel tot God om genade. God roept van de hemel: „Kust de Zoon, opdat Hij op u niet toorne!” maar u roept: „Wij willen niet dat Deze over ons Koning is!”
De Heere roept: „Wendt u naar Mij toe en wordt behouden!” maar u zegt: „Wij willen naar U niet horen!”
Ach, arm, ellendig schepsel! Wat is toch uw verwachting? U weet toch wel dat u hier geen blijvende stad hebt? Ook u moet evenals alle mensen sterven. Maar zeg mij eens: Wat is toch uw verwachting zowel in dit als in het toekomende leven?
Ds. Cornelis van den Oever, predikant te Rotterdam (”Feeststoffen verklaard in 20 leerredenen”, 1969)