Indringer bedreigt waterkwaliteit
Het nieuws over de hoge waterstanden in de rivieren was nog niet koud of er brak een dijk door midden in de Reeuwijkse polder. Dit had niets te maken met de rivierperikelen, maar er zat volgens sommigen een dier achter: de Amerikaanse rivierkreeft.
Het ging om een enkele tientallen meters lang deel van een lage veendijk langs een brede sloot met een hoger waterpeil dan het naastgelegen veenweideland. Onverwacht kwam de dijk omhoog en spoelde het water eronderdoor. Het dijkvak werd met de grond gelijk gemaakt en het weiland met de sloot. Hoe kon dit gebeuren?
„Er werd geroepen dat de rivierkreeft de boosdoener was, maar dat lijkt ons in eerste instantie onwaarschijnlijk,” zegt Gea Wolfslag, woordvoerder van het betrokken waterschap, Hoogheemraadschap van Rijnland. „Vooropgesteld: we zijn niet blij met dit beest, net als met andere exoten, maar de kreeften graven slechts kleine gangen, lang niet zulke grote als muskusratten. Daarbij zijn veendijken altijd gevoelig voor droogte en natheid, dus we houden ze goed in de gaten. Ook deze dijk was afgelopen voorjaar geïnspecteerd op scheuren en gaten en toen is er niets gevonden. De oorzaak wordt nu onderzocht.”
Kreeftenpest
De verdachte is dus een rivierkreeft. Van oorsprong komt er in Nederland één soort voor, de Europese rivierkreeft. Nadat die door de kreeftenpest zeldzaam is geworden, worden sinds 1890 verschillende uitheemse rivierkreeften ingevoerd. Het meest wijdverspreid is de gevlekte Amerikaanse rivierkreeft. De grootste probleemsoort is de rode, maar ook de gestreepte is sterk in opmars.
De rode Amerikaanse rivierkreeft komt van nature voor in droogvallende plassen en overleeft de droogte door zich in te graven, vertelt Bram Kroese, kreeftendeskundige bij EIS Kenniscentrum voor insecten en andere ongewervelden. „Vrouwtjes die eieren leggen, willen op een veilige, natte plek zitten. Daardoor worden ze in waterkeringen nauwelijks aangetroffen, al maken ze soms gebruik van door muskus- of woelratten gegraven gangen.” Ook Kroese acht het onwaarschijnlijk dat de veendijk bij Reeuwijk door kreeften was ondergraven, al vindt hij het nog te vroeg voor stellige uitspraken.
De rode Amerikaanse rivierkreeft leeft in zoet, langzaam stromend of stilstaand water. Daar vermenigvuldigt hij zich snel, eet onder meer waterplanten en woelt de bodem om. Gevolgen zijn afkalvende oevers, troebel water, –waardoor sommige vissoorten zoals de zeldzame kwabaal het moeilijk krijgen–, en uiteindelijk dood water zonder planten. Als dat laatste gebeurt, klimmen de kreeften, gedwongen door voedselgebrek, uit het water op zoek naar een nieuwe plek. Daarbij steken ze soms wegen over.
Knipwerk
Er is een groep waterplanten die juist profiteert van de kreeften: invasieve exoten als de waterwaaier en het ongelijkbladig vederkruid. Die soort verspreiden zich juist sneller door het knipwerk van de kreeften.
Onlangs werd bekend dat visotters in de herfst veel kreeften eten, maar Kroese denkt niet dat de weinige otters een structurele bijdrage kunnen leveren aan het probleem. ,Een otter zal zich niet zo snel vestigen in een woonwijk in de Randstad.” Hij ziet meer in biotoopverbetering. ,Een vijand van de kreeften is de geelgerande watertor. Die eet jonge kreeftjes, maar kan zich in watergangen met oeverbeschoeiing niet verpoppen.”
Het is noodzakelijk om de kreeften weg te vangen. Daarvoor is gespecialiseerd vangtuig nodig dat alleen beroepsvissers ter beschikking hebben. Na twee jaar intensief afkreeften zou herstel mogelijk zijn, blijkt in de Distelvinkplas bij Tienhoven.
Het is onmogelijk om alle kreeften te vangen. „Maximaal zo’n 90 procent”, schat een woordvoerder van de gemeente Ede. Daar werd een maand lang intensief gevist in de Proosdijvijver, tot nog toe de enige plek in de gemeente waar de rode Amerikaanse rivierkreeft is gesignaleerd. De oorsprong daarvan is vermoedelijk uitzetting uit een aquarium of vijver.
De kosten van de kreeftenvisserij zijn hoog, maar de baten wegen er ruimschoots tegenop, blijkt uit onderzoek. Net als de muskusrat zijn de grote rivierkreeften eetbaar; de kleintje kunnen dienen als diervoeding.