Column (Hanneke Schaap-Jonker): Rust
Wat doe je als er opeens een beer voor je neus staat? Hard wegrennen, zou mijn eerste reactie zijn. Maar dat schijnt niet de bedoeling te zijn. „Je moet je vooral niet als prooi gedragen”, onderwijst mijn vriendin me. „Het is beter om je groot te maken.”
Allemaal mooi bedacht, maar ik denk dat ik in zo’n situatie toch op mijn angst- responsen terugval: vluchten, vechten of bevriezen. Dat is het resultaat van het gevaarsysteem in ons, en dat heeft voordelen. Ook als er geen echte leeuwen of beren in de buurt zijn.
Nu is het gevaar- of angstsysteem niet het enige systeem dat invloed heeft op ons gedrag. Er is ook het motivatie- of beloningssysteem, dat ons drijft en helpt om dingen te ontdekken en te bereiken. Positieve gevoelens („goed gedaan”) en de daarbij vrijkomende stofjes in de hersenen dragen bij aan de motivatie om dingen te doen die ons leven beter of fijner maken, of die verstandig zijn om te doen.
Als we steeds maar bezig zouden zijn om iets voor elkaar te krijgen, of voortdurend beducht waren voor gevaar, zouden we er op een dag bij neervallen. Gelukkig zijn we ook geschapen met een rustzoekend systeem: na een periode van spanning of inspanning zoeken we naar ontspanning en naar een toestand waarin het goed is en we ons tevreden en oké voelen. Een dreiging van buitenaf (er gaat bijna iets mis) of een prikkel van binnenuit (je vindt het belangrijk om iets te doen of te bereiken) zorgt ervoor dat je in actie komt, maar daarna geeft ons lichaam een signaal van vermoeidheid, zodat we onze energie gaan aanvullen. Na iets spannends hebben we tijd nodig om bij te komen. Een kind zoekt dan een fijn plekje op schoot, een volwassene doet iets anders om zich weer veilig en rustig te voelen.
Tenminste, zo zou het moeten zijn. Soms lukt tot rust komen niet, omdat de dreiging blijft voortbestaan of de prikkels te sterk zijn. Bij trauma’s is dat bijvoorbeeld het geval: het gevaar is zo heftig, de angst zo groot en een veilige plek zo onbereikbaar –denk aan situaties van misbruik, geweld of verwaarlozing– dat mensen gaan overleven in een hyperalerte toestand, met alle fysieke en psychische gevolgen van dien. Het kan ook zo zijn dat we niet tot rust komen omdat we onszelf er de gelegenheid niet voor gunnen, er geen prioriteit aan geven, of signalen van ons lichaam of onze psyche niet herkennen of niet serieus nemen.
Onze prestatiegerichte maatschappij helpt niet mee bij het zoeken naar rust en tijd nemen voor jezelf. Met onze volle agenda’s en verantwoordelijkheden is er altijd wel iets wat moet of wat belangrijk is. Het kan daardoor vreemd en ongemakkelijk voelen, of simpelweg onmogelijk lijken, om tijd voor rust te nemen en alleen of samen met anderen momenten te ervaren waarop niets hoeft.
Toch is dat wel nodig. Ons rustzoekende systeem hebben we niet voor niets. Alleen als we goed voor onszelf zorgen, kunnen we ook goed voor anderen zorgen. Pas als we onszelf stilzetten, kunnen we ook onze ziel tot rust brengen en stil worden voor de Heere (Psalm 131). Soms moet je dat oefenen, en het zou zomaar kunnen dat de vakantie daar een goede tijd voor is. Dus probeer iets wat bij je past, oefen het, zodat het een patroon is als het gewone leven weer z’n gang neemt. Dat kan op allerlei manieren. Even nietsdoen en de zon op je gezicht voelen of genieten van een vlinder in je tuin. Een luisterend oor zoeken bij een vertrouwd iemand, stilstaan tijdens een wandeling om van het uitzicht te genieten, een moment van gebed als alle anderen nog slapen, alleen met een boek op de bank. Of in de dierentuin je verwonderen over de kracht en schoonheid van beren.
De auteur is rector van het Kennisinstituut christelijke ggz (Kicg), onderdeel van Eleos en De Hoop ggz, en bijzonder hoogleraar klinische godsdienstpsychologie aan de Vrije Universiteit Amsterdam.