‘Kleine luyden’ in het Groningse land
Titel:
”De joodse inwoners van de stad Groningen en omstreken 1549-1945 en hun begraafplaatsen aldaar”, deel I 1549-1870, onder red. van mr. J. H. de Vey Mestdagh; uitg. mr. J. H. de Vey Mestdagh Stichting, Groningen, 2001; 624 blz.; € 34,03; ”De Joodse gemeenschappen in Hoogezand-Sappemeer, Slochteren, Noord- en Zuidbroek en omliggende dorpen 1724-1950”
Auteur: E. P. Boon en J. J. M. Lettinck
Uitgeverij: mr. J. H. de Vey Mestdagh Stichting, Groningen, 2001
ISBN 90 8000576 2
Pagina’s: 467
Prijs: € 30,63.
Het is een indrukwekkende reeks, de serie ”Bouwstoffen voor de geschiedenis van de Joden in (stad en provincie) Groningen”. Zorgvuldig wordt het leven van de Joden in de noordelijkste provincie gedocumenteerd. Deze nauwgezetheid leidt ertoe dat voor de beschrijving van het Joodse leven in de stad Groningen ten minste twee delen nodig zijn, waarvan nu het eerste is verschenen. Het behandelt de periode 1549 tot 1945.
Het boek ”De joodse inwoners van de stad Groningen en omstreken 1549-1945 en hun begraafplaatsen aldaar”, deel negen uit de serie, valt ogenblikkelijk op. Het is niet bedoeld als leesboek. Het is een genealogisch naslagwerk dat van elke Jood die in de genoemde periode in de stad Groningen woonde de geboortedatum geeft, huwelijksdatum, huwelijkspartner, beroep, woonadres, plaats en datum van overlijden alsook de plaats en het nummer van de grafsteen. De opstellers van deze familieoverzichten moesten hun gegevens bij elkaar zoeken uit onvolledige geboorte- en besnijdenisregisters en uit akten van bekendheid. Pas voor de periode na 1811, toen in de stad Groningen de burgerlijke stand werd ingevoerd, werd hun werk iets eenvoudiger.
Maar dan nog! Indrukwekkend blijft de precisie waarmee talloze levens in jaartallen zijn gevat. Wie geïnteresseerd is in die twee minuscule foutjes op 257 bladzijden cijfermateriaal, wende zich tot het secretariaat van de mr. J. H. de Vey Mestdagh Stichting. Mij storen deze minifoutjes niet; ze zijn eigenlijk wel charmant. Ze geven aan de deskundigheid waarmee zo veel gegevens in een computer zijn verwerkt iets menselijks.
Een fotografisch overzicht van Joodse grafstenen vormt het tweede grote onderdeel van dit boek. Wie denkt niet even na bij die letters op bijna elke grafsteen TNSBH, Tehee Hafsjo Bisror Hachajiem? Vertaald betekent het: Moge de ziel gebonden zijn in de bundel der levenden (1 Sam. 25:29). Kortom, deze bronnenpublicatie is bij uitstek geschikt voor mensen in wier familie het verhaal gaat dat zij van Groningse Joden afstammen. Familievorsers zullen in dit boek snel hun weg vinden.
Verhalen
Deel tien van de serie, ”De Joodse gemeenschappen in Hoogezand-Sappemeer, Slochteren, Noord- en Zuidbroek en omliggende dorpen 1724-1950”, heeft een ruimere opzet. Het biedt evenzeer gedegen genealogische tabellen en een fotografisch overzicht van grafzerken, maar is toch voor de gemiddelde lezer interessanter. Dat komt voornamelijk door de eerste helft van het boek, waarin wel verhalenderwijs de lotgevallen van de Joden worden behandeld.
Het verhaal over de Joden in en om Hoogezand-Sappemeer begint in 1724, toen de eerste Joodse families zich daar vestigden. Hun vestiging paste in de bloei van de agrarische sector die deze streek toen doormaakte. De Joden werkten er vooral als handelaar in vee, vlees en aardappelen. Tot rijkdom kwamen zij niet. In dit gebied waren en bleven de Joden -een enkele uitzondering nagelaten- kleine zelfstandigen, vooral in beslag genomen door de zorgen om het dagelijks brood.
De auteurs van het verhaal over deze ’kleine luyden’ van Joodse afkomst in en om Hoogezand-Sappemeer groeperen wat zij te vertellen hebben rond enkele vragen. Het eerst is, enigszins modieus, Aletta Jacobs aan de beurt. In hoeverre is de levensloop van Aletta Jacobs, de eerste vrouwelijke arts in Nederland, typisch voor de sociale omgeving waaruit zij afkomstig was, de Joodse gemeenschap van Sappemeer? Het antwoord is gauw gegeven. Niet de Joodse omgeving van arme, grotendeels ongeletterde, kleine zelfstandigen stimuleerde haar, maar haar vader. De huisarts Abraham Jacobs stond op het snijpunt van Jodendom en vooruitgangsgeloof. Wanneer wetenschappelijke inzichten in strijd kwamen met Joodse voorschriften, koos hij voor de eerste. Zijn dochter radicaliseerde dit standpunt. In het leven van Aletta Jacobs speelde het Jodendom geen rol meer.
Vooroordelen
Vervolgens komen de auteurs bij de rubriek vooroordelen. Zij signaleren vandaag de dag in Oost-Groningen nog steeds twee vooroordelen over Joden. Enerzijds bestaat er -mogelijk uit schuldgevoelens naar aanleiding van de holocaust- de gedachte dat er geen betere mensen zijn dan Joden. In sommige Joodse kringen noemt men de aanhangers van deze extreem positieve benadering ”Jodentroetelaars”. Anderzijds schijnt nog steeds het vooroordeel te leven dat ook reeds vóór de Tweede Wereldoorlog bestond, namelijk de gedachte dat Joden altijd rijk zijn en oneerlijk zakendoen. Dit hardnekkige vooroordeel proberen de auteurs met gegevens uit rechterlijke archieven te bestrijden. De Joden die in de negentiende eeuw in het gebied van Hoogezand-Sappemeer voor de rechter stonden, hadden geen fraudezaken op hun kerfstok maar diefstalletjes, vaak uit armoede begaan.
Niet minder trekken de teruglopende ledenaantallen de belangstelling van de auteurs. Migratie en assimilatie zijn hier de sleutelwoorden. Vanaf het begin van de twintigste eeuw trok de jeugd -ook de Joodse jeugd- weg uit de kleinere dorpen rondom Hoogezand-Sappemeer. Velen hoopten het elders beter te krijgen.
De assimilatie werd vooral in de hand gewerkt door twee factoren. Men trouwde met een niet-Joodse partner en raakte zo vervreemd van het Jodendom. Het patroon lijkt van alle tijden. Des te opvallender is de tweede factor: slecht godsdienstonderwijs. Een palet van omstandigheden lag hieraan ten grondslag. Het reikte van godsdienstonderwijzers die zelf de rijkdom van de Joodse traditie niet kenden tot de doorwerking op het platteland van de integratiegedachte, de overtuiging dat Joden zich maar moesten aanpassen aan de ’paarse’ stroming binnen de Nederlandse cultuur.
Waardig monument
Welke oorzaak in een bepaalde periode ook overheerste, voor het resultaat maakte dat weinig uit. In het begin van de twintigste eeuw ging bij veel Joden -ook op het Groningse platteland- de kennis van en de liefde tot de eigen traditie verloren. De Joodse levensvisie werd ingeruild voor een politiek gekleurde kijk op mens en samenleving. Slechts weinig Joden uit Hoogezand-Sappemeer en omgeving overleefden de oorlog. De meesten werden in Auschwitz en Sobibor vermoord. Onwillekeurig denkt de lezer aan die afkorting TNSBH.
Met hun ijver, nauwkeurigheid en schrijftalent hebben de bestuursleden en vrijwilligers van de Mr. J. H. de Vey Mestdagh Stichting voor deze omgekomenen een waardig monument opgericht.