Kerken Canada werkten mee aan „cultiveren” inheemse kinderen
Culturele genocide. Zo bestempelde een commissie in 2015 de behandeling van Canadese inheemse volken. Na de vondst van meer dan duizend kinderlijkjes spreekt men nu ook van fysieke genocide. En de harde conclusie: Niet alleen de Canadese overheid, maar ook de kerken zijn schuldig.
Ga dit jaar op Canada Day, de jaarlijkse Onafhankelijkheidsdag op 1 juli, niet de straat op om feesten te vieren. Laten burgers tot zichzelf inkeren en een nationale dag van rouw en bezinning houden. Ongeveer vijftig plaatselijke gemeenten gaven vorige week gehoor aan deze oproep van leiders van de inheemse volken. De overige gemeentebesturen vonden dat de festiviteiten gewoon door konden gaan. „Het bewijs dat onze koloniale overheersers de ernst van de situatie niet doorgronden”, zegt Pamela Palmater vooraanstaand activiste van de inheemse Canadezen.
Dat de lauwe reactie de inheemse indianen, Inuit en Métis diep raakte, bleek vorige week zondag. Bij zo’n tien kerken, vooral in de provincies British Columbia en Alberta werd brand gesticht. Sommige gingen totaal in vlammen op.
Hoewel in de meeste gevallen de daders nog niet zijn opgepakt, gaan de autoriteiten ervan uit dat zij moeten worden gezocht in kringen van de inheemse Canadezen. Ook voormannen van de inheemse volken denken daar aan. „Dit is geen toeval; hier moet meer achter zitten”, zegt Keith Crow, leider van de Lower Similkameen Indian Band in een uitzending van de Canadese omroep CBC. Hoewel hij „het intense verdriet” van zijn volk begrijpt, veroordeelt hij het „misdadig vandalisme.” „Ik ben boos. Ik zie hier niets positiefs uit voortkomen. Misdaden bestrijd je niet met misdaden.”
Dat vooral rooms-katholieke kerkgebouwen het moesten ontgelden is volgens verschillende deskundigen verklaarbaar. Dat heeft vooral te maken met de recente vondsten van in totaal 1148 graven waarin lichamen van kinderen zonder naam liggen. De massagraven, die werden ontdekt met moderne radartechnologie, liggen alle drie op een terrein van een voormalige rooms-katholieke kostschool.
De vondsten bevestigden een al langer bestaand vermoeden dat een groot aantal kinderen dat ooit op dergelijke scholen hadden gezeten, was overleden als gevolg van barre toestanden.
Betrokkenheid kerken
Algemeen wordt aangenomen dat de vondsten het topje van de ijsberg zijn. Een rapport van de Waarheids- en Verzoeningscommissie uit 2015 schat dat ongeveer 4000 kinderen in de tehuizen zijn gestorven. In de meeste gevallen hebben hun ouders dat nooit geweten. De kinderen waren bij hen weggehaald en zij hoorden nooit meer iets van hen.
Rooms-katholieke kerken waren echter niet de enige die betrokken waren bij kostscholen. „Zo’n 60 procent van deze scholen werd geëxploiteerd door de Rooms-Katholieke Kerk, de rest door andere kerken”, zegt Jim Miller, emeritus hoogleraar geschiedenis van de inheemse volken van de universiteit van Saskatchewan. Ook anglicanen en presbyterianen beheerden scholen. „Op elk van deze scholen werd op een agressieve manier gewerkt aan aanpassing van de kinderen aan de cultuur die de blanke Canadezen voorstonden.”
James Tyler, hoogleraar geschiedenis van het christendom aan Tyndale University in Toronto gaat nog een stap verder. „Niet alleen de kerken waren erbij betrokken, maar ook tal van christelijke organisatie en zendingswerkers. Zij beijverden zich om kinderen uit inheemse gezinnen onder te brengen in deze scholen.”
Rol overheid
Volgens Miller heeft de agressie tegen de Rooms-Katholieke Kerk er ook mee te maken dat die nog nooit onomwonden excuses maakte over de praktijken, zoals de protestanten deden. „Dat doet pijn en wekt woede op. Maar de rooms-katholieke kerkleiding blijft aarzelen, zelfs nu. Ook een oproep van president Trudeau aan de paus om excuses te maken heeft nog geen resultaat gehad.”
Aan onderzoek naar de verdwijning van kinderen werkt de Rooms-Katholieke Kerk volgens Miller evenmin van harte mee. „Presbyterianen en anglicanen hebben destijds alle beschikbare stukken overhandigd aan de Waarheids- en Verzoeningscommissie. Bij de roomsen was het voortdurend trekken om iets boven water te krijgen. Bovendien bleken veel documenten spoorloos.”
Op de vraag of de kerken verantwoordelijk zijn voor de agressieve assimilatiepolitiek op de scholen, geven diverse Canadese onderzoekers een genuanceerd antwoord. Tyler: „Formeel lag het toezicht op de scholen bij de overheid. Aanvankelijk beheerde ze die zelf, maar in 1892 droeg ze de uitvoering van dit onderwijs over aan de kerken. Die bepaalden de dagelijkse gang van zaken. Daarom beweer ik dat de kerken schuldig zijn. Toegegeven, ze moesten zich verantwoorden aan de regering. Maar zij maakten de rapporten en daarop vertrouwde de regering. De sfeer op de scholen werd bepaald door de kerken.”
Ook Emma LaRocque, zelf afstammend van de inheemse Métis en hoogleraar Inheemse studies van de universiteit van Manitoba, is genuanceerd. „De kerken formeel verantwoordelijk houden is misschien lastig, maar moreel zijn ze zeker schuldig.”
Miller spreekt van een gedeelde verantwoordelijkheid. „De overheid was de aanstichter; de kerken waren de uitvoerders. Daarom kunnen kerken ook niet wegduiken achter de opdracht die ze van de overheid kregen.”
Na publicatie van het rapport in 2015 stelde de Canadese geld beschikbaar gesteld om slachtoffers of hun nabestaanden compensatie te geven. De protestantse kerken zijn bereid hun aandeel te betalen en hebben dit deels al gedaan. De Rooms-Katholieke Kerk houdt vooralsnog de hand op de knip.
Twee maten
Voor Bobby Cameron, leider van een nationale organisatie van inheemse volken, was dat begin deze week reden om zijn volksgenoten op te roepen de rooms-katholieke erediensten vanaf komende zondag te boycotten. Overigens hebben verschillende rooms-katholieke priesters in Canada op persoonlijke titel gezegd begrip te hebben voor de woede bij inheemse volken.
David Macdonald, hoogleraar politieke wetenschappen aan de universiteit van Guelph, vindt dat met de financiële compensatie wel iets, maar lang niet alles is opgelost. „Eigenlijk zijn de Canadese overheid en de kerken al te laat. Dat er op de scholen sprake was van een soort schrikbewind, is al tientallen jaren bekend. Schoorvoetend is dat toegegeven; vaak pas als er onomstotelijk bewijs werd geleverd. Canada heeft dit jaar een motie aangenomen waarin de genocide op de Oeigoeren door China werd veroordeeld. Maar de eigen genocide van de inheemse volken afkeuren, vindt men moeilijk. Canada meet met twee maten. Pas als de feiten eerlijk onder ogen worden gezien en ruimhartig, oprecht schuld wordt beleden, kan er verzoening komen. En zolang kerken vooral naar de overheid wijzen, blijft de kwestie spelen.”
„Ik werd met lasso gevangen en naar school gebracht”
De laatste jaren komen steeds meer verhalen naar buiten van mensen die op een kostschool hebben gezeten.
Daniel Kennedy werd onder dwang naar een kostschool gebracht. Aan het eind van zijn leven schreef hij zijn herinneringen op.
„In 1886, werd ik op twaalfjarige leeftijd gevangen met een lasso, vastgebonden en naar de kostschool in Lebret gebracht. Zes maanden nadat ik daar was ingeschreven, ontdekte ik tot mijn grote schrik dat ik mijn naam was kwijtgeraakt en dat ik nu een Engelse naam had gekregen.
Later vertelde de tolk me: „Toen je hier kwam werd je bij je inschrijving gevraagd om je naam op te geven. Toen je dat deed, zei de directeur: „Er bestaan geen letters in het alfabet om de naam van deze kleine heiden te spellen en geen beschaafde tong kan die uitspreken. We gaan hem beschaafd maken, dus we zullen hem een beschaafde naam geven.”
Conform hun belofte om mij als kleine heiden te civiliseren gingen ze aan het werk. Ze knipten mijn vlechten af. Dat was volgens de tradities van ons volk een teken van rouw was. Hoe korter bij de wortels werd geschoren, hoe dichter stond het overleden familielid bij je. Ik vroeg me in stilte af of mijn moeder was gestorven, omdat ze mijn haar dicht bij de hoofdhuid hadden geknipt. Ik keek in de spiegel om te zien hoe ik eruit zag. Ik leek wel een pompoen. Als dit beschaving is, wil ik er niets mee te maken hebben, dacht ik. Ik rende weg van school, maar ik werd gevangen genomen en teruggebracht. Ik heb nog twee pogingen gedaan, maar dat lukte niet.”
Shirley Stirling zat op de Kalamak Indian Residential School. Zij herinnert zich in haar memoires (gepubliceerd in 2008) de avond van de eerste schooldag.
„Die avond, voordat ze het licht uitdeed, leerde zuster Maura ons bidden op onze knieën. Toen vertelde ze ons over duivels. Ze zei dat die met kettingen onder onze bedden lagen te wachten om ons in het vuur van de hel te slepen als we opstonden en onze bedden ’s nachts verlieten. Ik was bang om me te bewegen, zelfs om te ademen.Ik wist dat die duivels me zouden komen halen als ik een geluid maakte.”
Barry Kennedy zat op de Marieval Indian Residential School in Saskatchewanpijn, waar recent 750 kinderlichamen zijn gevonden. Hij vertelde bij de Canadese zender CBC News:
„Ik had daar een vriendje dat ’s nachts gillend werd weggesleept. Ik heb hem nooit meer gezien. Zijn naam was Bryan. Ik wil weten waar Bryan is.”