EO én RD
De Bijbel vertelt hoe het huwelijk een beeld is van de verhouding tussen Christus en Zijn gemeente. Dat geeft aan hoe in die verbintenis trouw en zorg centraal horen te staan. En hoe die relatie veiligheid kan bieden en geborgenheid. Als een man of vrouw het werk voor die dag beëindigt, mogen ze de ervaring van wel en wee met elkaar delen. Als een kind uit school komt, heeft het een luisterend oor nodig. Is het niet de moeite waard om de hele wereld jaloers te maken op het goud van dat goede huwelijk?De praktijk is anders. De uitslag van het door de Christelijke Hogeschool Ede uitgevoerde onderzoek onder leden van de Evangelische Omroep laat zien dat christenen hun goud vaak vergeten. De uitkomst toont op niet mis te verstane wijze hoe tal van ondervraagden voor en na het huwelijk de heilzame liefdewet van de Allerhoogste overtreden. Dat mag bij zichzelf als nette mensen beschouwende lezers nooit tot sensatie leiden. Of tot het met een beschuldigende vinger wijzen naar de ander die zo veel slechter is. Zonde -ook die van de ander- vraagt om schaamte en verdriet. Over het tegen de goede God bedreven kwaad.
Een halve eeuw geleden kwam ’nieuws’ over seksualiteit onder behoudende gereformeerden niet verder dan de muren van het achterkamertje. Vijftig jaar geleden viel er in een orthodox gezin nauwelijks een woord over dat onderwerp. Ouderen ervoeren vragen van jonge mensen als ongepast. Maar de samenleving veranderde. Iemand kan dat aardig vinden of niet: het gebeurt. Ook onder mensen die dit dagblad maken en lezen. De boodschap staat nu op de voorpagina. Dat brengt tot de vraag of er eigenlijk zo veel verschil is tussen leden van de Evangelische Omroep en de zogeheten reformatorische subcultuur.
Het is iets te simpel om te zeggen: de EO-achterban: dat zijn wij. Van de ondervraagden behoort immers niet meer dan 20 procent tot de Christelijke Gereformeerde Kerken en de Gereformeerde Bond. En 2 procent tot de (Oud) Gereformeerde Gemeenten (in Nederland).
Maar tegelijk geldt dat de zonden van de wereld ook de genoemde gereformeerden in sterke mate beïnvloeden. Een eind 2003 door het RD gehouden enquête naar mediagebruik onder jongeren toonde aan dat vooral jongeren -niet allen; wel veel- de moderne cultuur volledig accepteren en met volle teugen indrinken. Het is niet zo merkwaardig dat het aantal gedwongen huwelijken in de gereformeerde gezindte schijnt af te nemen. Het is eenvoudig zo dat ook mensen uit die kring de middelen weten te vinden die maken dat er niets openbaar komt van hun zonden. Het kwaad zit immers alle mensen in het hart. Laten mensen die zichzelf rekenen tot het reformatorisch volksdeel dus niet te gemakkelijk -vroom en op een afstand- doen, alsof het onderzoek onder de leden van de EO hun niet aangaat.
Normen en waarden die overeenkomen met het Woord van God zijn niet slechts bij de grote massa ver te zoeken. Niet alleen leden van de EO misdragen zich. Ook onder de zogenoemde bevindelijke gereformeerden neemt het begrip over wat zonde is en het verzet ertegen schrikbarend af. En ten diepste gaat het er dan om dat zij -wij; ik- de Bijbel niet geloven en God negeren. Ambtsdragers lopen er telkens weer tegen aan tijdens het huisbezoek. Als ze eerlijk zijn, beamen ze dat. Ze mogen de tucht van Gods Woord niet veronachtzamen. Maar hebben ze ook het goud in de aanbieding?
Juist ten aanzien van huwelijk en seksualiteit toonden christenen in de Romeinse tijd zich voorbeeldig. Dat onderscheidde hen van de doorgaans zedeloze heidenen die het huwelijk beschouwden als een gemakkelijk te verbreken contract. De uitslag van het onderzoek legt de vraag aan het hart van evangelischen en gereformeerden of ze nog christen mogen heten.