Gemeenschap der heiligen
1 Johannes 1:3a
„Hetgeen wij dan gezien en gehoord hebben, dat verkondigen wij u, opdat ook gij met ons gemeenschap zou hebben, en deze onze gemeenschap ook zij met de Vader.”
Waar heiligen ook mogen zijn, zij behoren tot het gehele lichaam, zoals het licht der ogen, de sterkte der armen en de vlugheid der benen tot elk van deze leden behoort en dient ten goede van het gehele lichaam. „Hetzij Paulus, hetzij Apollos, hetzij Cefas, hetzij de wereld, hetzij leven, hetzij dood, hetzij tegenwoordige, hetzij toekomende dingen, zij zijn alle uwe; maar gij zijt van Christus” (1 Korinthe 3:22-23). Elk der minste leden en gaven heeft zijn eigen nut en noodzakelijkheid (1 Korinthe 12:13). Gebruik hiervan te maken, bestaat hierin: dat er een medegenootschap is waaraan wij allen deel kunnen hebben, namelijk de gemeenschap der heiligen, zoals we horen: „Hetgeen wij gezien en gehoord hebben, dat verkondigen wij u, opdat ook gij gemeenschap met ons hebben zou” (1 Johannes 1:3).
Velen worden bedorven door hun liefde als zij met de naam van goed gezelschap worden bestempeld. Maar welk gezelschap verdient die naam? Immers geen genootschap van zondaren, waarvan de één de ander onder de invloed van satan en hun eigen vuile lusten bederft. Nóch gezelschap van dronkaards en lichtzinnigen, wier voordelen voorbijgaan, evenals het gekraak van verbrande doornen alleen een stank achter zich laat. Ook geenszins is het die maatschappij van wereldse mensen, die niets dan hun tijdelijke voordelen zoeken. Maar de gemeenschap der heiligen is het innemendste, het rijkste en beste genootschap der wereld.
Thomas Boston, predikant te Ettrick
(”Verhandeling over de gemeenschap der heiligen”, 1775)