Promovendus: Gereformeerde migranten in Duitse rijkssteden geen scherpslijpers
Gereformeerden in de zestiende eeuw moesten zich in het buitenland noodgedwongen aanpassen om het voortbestaan van de gemeenten te waarborgen, zo blijkt uit een proefschrift van Peter Gorter. „Het waren geen scherpslijpers.”
Hij promoveert woensdag aan de Vrije Universiteit Amsterdam op het proefschrift ”Gereformeerde migranten. De religieuze identiteit van Nederlandse gereformeerde migrantengemeenten in de rijkssteden Frankfurt am Main, Aken en Keulen (1555-1600)”. Gorter (32) werkt als redacteur bij uitgeverij KokBoekencentrum in Utrecht.
Zijn proefschrift is onderdeel van een onderzoeksproject naar gereformeerde vluchtelingen en migranten in het Duitse Rijnland in de tweede helft van de zestiende eeuw, waaraan zijn promotor prof. Mirjam van Veen leiding geeft. Eerder dit jaar promoveerde Inge Schipper binnen dit project op een onderzoek naar gereformeerde migranten in kleine steden in het Duitse hertogdom Kleef. Dr. Silke Muylaert werkt als post-doctoral researcher aan een onderzoek naar de netwerken van teruggekeerde predikanten in de Lage Landen. Van Veen en Jesse Spohnholz schrijven samen aan een overkoepelende studie naar gereformeerde migranten in het Duitse Rijnland.
Op de vlucht
Migratie was in de zestiende eeuw een massaal fenomeen. In een tijd dat religieuze diversiteit ondenkbaar was, waren vervolging en vlucht het logische gevolg, aldus Gorter. Oorlogsgeweld, het gebrek aan religieuze vrijheid en een krimpende economie zorgden ervoor dat duizenden Nederlandse gereformeerden in de tweede helft van de zestiende eeuw de wijk namen naar onder meer de rijkssteden Frankfurt am Main, Aken en Keulen.
Het was een hele opgave om als gereformeerde minderheid een gemeente op te bouwen. Geen van de drie steden was namelijk gereformeerd. Keulen en Aken bleven rooms-katholiek, Frankfurt was primair luthers gezind. Om in de rijkssteden te kunnen blijven wonen en werken, waren de gereformeerde migranten genoodzaakt om zich op het gebied van kerkorganisatie, tucht en rituelen aan te passen aan de lokale omstandigheden.
Gorter: „Deze aanpassing zag er in iedere rijksstad anders uit. De gereformeerde migranten wilden hun bestaan in de rijkssteden niet opgeven en kozen ervoor hun gemeenten deels aan de gevoeligheden van de stadsraad en de stadsbevolking aan te passen.”
Gorter laat bijvoorbeeld zien hoe de gereformeerden in het rooms-katholieke Keulen zich behoorlijk moesten aanpassen om als gemeente te kunnen overleven. „Zij kwamen in het geheim en in kleine groepen samen. Gemeenteleden uit dezelfde familie of uit hetzelfde netwerk werden bij elkaar gezet om bij een mogelijke inval de schijn op te houden dat het slechts om een familie- of vriendenbezoek ging. Uit veiligheidsoverwegingen zong men tijdens de samenkomsten geen psalmen of liederen. Rituelen werden nogal eens uitgevoerd door een predikant van elders en ze vonden regelmatig buiten de stadsmuren plaats.”
Geen stoere calvinisten
De gereformeerde migranten worden vaak neergezet als onvervalste calvinisten, die een strenge kerkelijke tucht hanteerden en leefden vanuit het idee uitverkoren te zijn, een opvatting onder meer gehuldigd door de Nederlands-Amerikaanse kerkhistoricus Heiko Oberman (1930-2001).
Volgens Gorter kun je de gereformeerde migranten in de drie rijkssteden niet –zoals Heinz Schilling en Oberman hebben gesuggereerd– omschrijven als stoere calvinisten, die probeerden de leer en ethiek van Calvijn overal te verbreiden. „De Nederlandse migrantengemeenten in Keulen, Aken en Frankfurt oriënteerden zich theologisch niet primair op Genève, maar op de gemeenten in Londen en Heidelberg. En een strenge tucht was in de Duitse rijkssteden praktisch onmogelijk.”
Synode
In de geschiedschrijving komt het beeld naar voren dat gereformeerde vluchtelingen de belangrijkste steunpilaar waren voor gemeenteopbouw in de jonge Republiek. „De Nederlandse migrantengemeenten in Keulen, Aken en Frankfurt voldoen niet aan dit beeld. Zij gaven prioriteit aan de instandhouding van de eigen gemeente en het contact met de gereformeerden in het Heilige Roomse Rijk, een uitgestrekte lappendeken van hertogdommen, graafschappen en bisdommen onder het gezag van een keizer.
De migranten verzetten zich ook tegen het bijeenroepen van de nationale synode van 1578 en zagen die als een uitdrukking van een afkeurenswaardig nationaal gereformeerd protestantisme. De Nederlandse migrantengemeenten in Keulen en Aken waren niet gebaat bij een samenwerkingsverband dat alleen bestond uit Nederlandse gemeenten. Juist de samenwerking met Duitse en Waalse gereformeerden was in het Heilige Roomse Rijk voor de Nederlandse migranten van essentieel belang.”