Onvruchtbaar
Johannes 15:2
„Alle rank, die in Mij geen vrucht draagt, die neemt Hij weg; en al wie vrucht draagt, die reinigt Hij, opdat zij meer vrucht draagt.”
Genadeloze welbegaafde leraars en belijders kunnen een mond hebben om de waarheid te spreken. Zij kunnen handen hebben om hun belang te helpen bevorderen tot nut der heiligen. Maar de waarheid kan henzelf niet baten, omdat hun het hart ontbreekt, om die waarheid inderdaad te omhelzen. Zo kunnen zij de gemeenschap versieren –zolang zij groen blijven, zoals takken een boom versieren– waardoor God voor de wereld verheerlijkt wordt (Psalm 81:16).
Zij zijn onder het bijzonder bestuur van het lichaam, zoals een houten been, of als een tak onder de zorg van een tuinman. Hierdoor worden hun gaven en talenten vermeerderd ten goede van het lichaam en zij worden voor veel strikken en verzoekingen bewaard. Daarin zouden zij anders vallen als zij geen omgang hadden met de heiligen. Dat blijkt uit het pad dat zij inslaan, als zij afvalligen geworden zijn: het ging hen eerst beter, omdat zij in goed gezelschap waren.
Tenslotte worden zij echter weggenomen, zoals de onvruchtbare rank (Johannes 15:2). Zoals het houten been afgelegd wordt, als de mens zich ter rust begeeft, als het niet al eerder gebeurt. Die zich neigen tot hun kromme wegen, zal de Heere weg doen gaan, met de werkers der ongerechtigheid (Psalm 125:5). Hoewel het levend been gebroken en verzwakt is, zodat het een tijdlang van geen aanmerkelijke dienst van het lichaam kan zijn, het wordt echter niet weggeworpen. Dikwijls geneest het nog!
Thomas Boston, predikant te Ettrick
(”Verhandeling over de gemeenschap der heiligen”, 1775)