Eerherstel voor de aangevallen klasse die Nederland door coronacrisis hielp
Toen de lockdownmaatregelen van kracht werden, stelde het kabinet een lijst met cruciale beroepen op die daarvan waren vrijgesteld. „Beroepen die onmisbaar zijn in een pandemie zijn dat ook daarna”, betoogt de linkse denker Ron Meyer, die als arbeiderskind pleit voor eerherstel.
Er zijn twee manieren om het kabinet in te wrijven dat beroepen die onmisbaar zijn ook als zodanig moeten worden bejegend en beloond, zegt de linkse denker en FNV-vakbondsman Ron Meyer. De eerste manier is het land ontregelen met een reeks wilde en ongecoördineerde stakingen. De tweede is je overredingskracht gebruiken, bijvoorbeeld door alle argumenten die daarvoor pleiten op een overzichtelijke manier bijeen te brengen in een boek.
Dat boek schreef hij zelf, getiteld: ”De Onmisbaren. Een ode aan mijn sociale klasse”. Deze week rolde het van de pers. „Over die sociale klasse is het in Nederland nu oorverdovend stil”, zegt Meyer in een toelichting. Hij hoopt dat zijn boek daar verandering in brengt.
”De Onmisbaren” leest deels als een autobiografie. In 27 hoofdstukken richt de auteur zich om en om tot zijn beide ouders. Hij doet dat met de liefdevolle aanspreektitel pap en mam. Hartverscheurend is het begin: de jonge Meyer staat boven aan de trap in het ouderlijk huis en hoort zijn vader wanhopig zeggen dat er nú iets moet gebeuren. Anders wordt de stroom afgesloten en dreigt een huisuitzetting. De tiener belt in paniek zijn oma van vaders kant. Die bevrijdt haar zoon uit diens benarde positie: zij keert alvast een voorschot op de erfenis uit.
Een gesprek met Meyer gaat onvermijdelijk over het ouderlijk huis in de Carboonstraat in de Heerlense wijk Zeswegen waarin hij opgroeide, over zijn grootvaders, die beiden in de mijnen werkten, over zijn vader, die koelsystemen repareerde in cafés en supermarkten, en over zijn moeder, die meehielp de eindjes aan elkaar te breien door eerst als schoonmaakster en later als thuiszorgmedewerkster aan de slag te gaan. „Mijn ouders ontleenden veel van hun waardigheid en hun trots aan hun werk”, blikt hij terug. „Toch hoorden ze tot de groep met de laagste lonen, een bovengemiddeld hoge werkdruk en veel bestaansonzekerheid.” Fijntjes: „En in die categorie zitten de schoonmakers, de thuiszorgmedewerkers en de pakketbezorgers nog steeds.”
Levensloop
Cruciale arbeid wordt in Nederland al tijden ondergewaardeerd, is dat de boodschap van ”De Onmisbaren”? Niet alleen, reageert Meyer. De publicist, die van 2015 tot 2019 SP-partijvoorzitter was en in zijn woonplaats Heerlen sinds 2006 voorman is van de SP-gemeenteraadsfractie, voegt aan die constatering nog wat observaties toe. Allereerst: de sociale klasse waartoe iemand behoort, is de afgelopen decennia alleen maar bepalender geworden voor diens levensloop. „Sla je de CBS-cijfers erop na, dan zie je dat iemand die is geboren in Zeswegen gemiddeld genomen vijftien jaar eerder ziek wordt en zes jaar eerder komt te overlijden dan iemand uit bijvoorbeeld Caumerveld of een andere welgestelde Heerlense wijk. Onderzoek heeft daarnaast laten zien dat er per rijke corona-overledene drie arme zijn. Dan praat je vooral over mensen zoals de thuiszorgers, die tijdens de pandemie toch op pad moesten, onbeschermd en wel, omdat opa en oma per videoverbinding wassen nu eenmaal geen optie is.”
Frappant genoeg, betoogt Meyer verder, is het publieke debat over het bestaan en de invloed van sociale klasse in Nederland volkomen afwezig. „Je zag dat tijdens de coronacrisis. „Wie is er oververtegenwoordigd op de ic’s?” vroegen de Marianne Zwagermans. Het antwoord: Dor hout. Later werden doodzieke mensen getypeerd als oude, witte, dikke mannen. Met zo’n gekleurd antwoord maak je iets wat zonder meer samenhangt met sociale klasse bewust individueel. Hetzelfde zag je gebeuren rond het toeslagen- en het chroom 6-schandaal bij de Belastingdienst en Defensie, én bij de aardbevingsschade in Groningen. Puur toeval dat het steeds dezelfde klasse van mensen met bescheiden inkomens en beperkte toegang tot de macht treft, wordt er dan gezegd. Dat is niet zo; het gebeurt bewust en structureel.”
De Duitse term voor de groep mensen die er het slachtoffer van worden, is ”die Angreifbaren”, schrijft Meyer in zijn boek. Letterlijk betekent dat: zij die aangevallen worden. „Dat geeft de realiteit, ook in Nederland, uitstekend weer.”
Pleidooien om achterstelling en onderdrukking uit te bannen, klinken er volgens Meyer in Nederland genoeg. Jammer genoeg, benadrukt hij nog een keer, worden iemands sociaaleconomische omstandigheden daarbij als het even kan identitair gemaakt, alsof niet klasse maar etniciteit, geslacht, huidskleur en geaardheid de onderscheidende kenmerken zijn. De vakbondsman verwijst naar een RTL-verkiezingsdebat dit voorjaar, waarin partijleiders moesten reageren op de stelling: „Als mijn partij meedoet aan het volgende kabinet zal minimaal 10 procent van de bewindslieden van kleur zijn of een niet-westerse migratieachtergrond hebben.” Meyer: „Hoezo? Welke minister in ons land heeft ooit kindertoeslag moeten aanvragen? Of zijn oma moeten bellen dat de stroom eraf zou gaan? De beste oplossing is een kabinet van mensen die weten hoe ze het land overeind houden. Dan weet je één ding zeker: zo’n kabinet is zeer divers. De werkende klasse bestaat uit alle kleuren van de regenboog.
Gum je de sociaaleconomische dimensie uit, dan krijg je de wonderlijke voorstelling van zaken dat mijn vader de onderdrukker is van de Indiase miljardair Tata. Omdat hij man is, wit en hetero. Dat is absurd. Op die vorm van identiteitspolitiek speelt Geert Wilders gretig in. Denk maar aan zijn tweet over de ic’s die vol zouden hebben gelegen met Fatima’s en Mohammeds. Pure misleiding, want er lagen ook bovengemiddeld veel Henks en Ingrids aan de beademing. En hét punt is: hun opname was gebaseerd op hun sociale status en klasse en op het besmettingsrisico dat ze liepen vanwege hun beroep en hun gebrekkige behuizing. Niet op hun culturele achtergrond.”
Zuil
Hoe het verder moet; dat is de vraag in het slotdeel van het boek. Meyer: „Het instorten van de katholieke zuil is in de streek waarin ik ben opgegroeid vaak met gejuich begroet. Toch zat er in die zuil iets moois en dat was dat de relatie tussen de katholieke directeur of burgemeester en de katholieke vuilnisman werd gekenmerkt door wederkerigheid. Natuurlijk, deels uit oprechte naastenliefde, maar ook uit eigenbelang. De katholieke mijnwerker kon ook geïnteresseerd raken in de rode zuil. Dat mocht onder geen beding.
Dat eigenbelang is er natuurlijk ook nu. Kijk maar wat er gebeurt als de vuilnismannen en de zorgwerkers hun werk stilleggen. De boodschap van mijn boek is dan ook: Kabinet, heb oog voor deze klasse. Ze op een lijst met cruciale beroepen zetten, is niet genoeg. Daar hoort ook een passende waardering en beloning bij. Beroepen die onmisbaar zijn in een pandemie zijn dat ook daarna.”
Als men echt niet wil horen dat mijn klasse zes jaar eerder sterft en bovengemiddeld vaak wordt geplaagd door overheidsschandalen dan moet die op een andere manier laten zien dat ze er is, betoogt de publicist. Hoe? Meyer, met een lach: „Mijn vakbondshart klopt als ik bedenk waar de schoonmakers toe in staat bleken, toen ze zeiden: „Nu is het klaar. Nu maken we samen een vuist.””
Boekgegevens
De Onmisbaren, Ron Meyer; uitg. Prometheus; 192 blz.; € 17,50