Pipers levenswerk, over Gods voorzienigheid
De Amerikaanse predikant John Piper heeft een vuistdikke studie geschreven over Gods voorzienigheid. Het boek omvat meer dan 750 pagina’s en ik vermoed dat Piper het als zijn levenswerk beschouwt. Hij heeft besloten alles wat hij heeft willen zeggen en wat hij wil doorgeven aan de toekomstige generatie, te bezien vanuit het oogpunt van Gods voorzienigheid.
Pipers boek kun je niet zomaar indelen bij de dogmatiek of Bijbelse theologie of bij de stichtelijke lectuur. Eerder is het een mengvorm daarvan. De schrijver hoopt dat het zal dienen als naslagwerk voor predikanten. Als zij over een bepaald Bijbelgedeelte preken, kunnen zij dit werk erbij nemen en de tekst of de perikoop bezien onder het gezichtspunt van de voorzienigheid. Het aantal tekstverwijzingen is indrukwekkend en het boek bevat een uitstekend tekstregister. Wat zijn fenomenale kennis van de Schrift betreft, doet Piper aan Luther denken.
Piper omschrijft de voorzienigheid als „doelgerichte soevereiniteit.” Hij benadrukt dus sterk Gods werkzaamheid en, waar nodig, ook Gods alleen-werkzaamheid. Er is een direct verband tussen uitverkiezing en voorzienigheid. Wedergeboorte, bekering en de schenking van het geloof bewerkt God zonder ons in ons. In de gereformeerde traditie wordt de voorzienigheid vaak samengevat als onderhouding, medewerking en regering. Van deze drie thema’s geeft Piper veruit de minste aandacht aan de medewerking, dus aan de vraag hoe Gods voorzienigheid meewerkt in de keuzen en wilsbeslissingen van de mens. Piper is zozeer beducht voor elke nadruk op de vrije wil van de mens, dat hij dit onderwerp liever vermijdt dan uitdiept. Hij stopt bij de constatering dat God alles bepaalt en beheerst en dat toch de mens verantwoordelijk blijft. Ik had liever gezien dat hij hier meer over had gezegd.
Krachtig weerwoord
Stichting Geloofstoerusting is momenteel bezig om dit boek van Piper te vertalen. Ik stelde mezelf daarom de vraag welke betekenis deze studie kan hebben voor de kerk in Nederland. Ik zie dan vooral twee punten die onze aandacht waard zijn. Allereerst: Piper heeft met zijn boek de kerk in Amerika voor ogen. De enorme invloed aldaar van het arminianisme, met nadruk op de vrijewilsbeslissing van de mens om voor Jezus te kiezen, vraagt om een krachtig weerwoord. Dat weerwoord geeft Piper. Hij durft het aan om de soevereiniteit van God te benadrukken, de passiviteit van de mens in de bekering, het belang van Gods eeuwige en onveranderlijke besluit, en de morele slechtheid van de mens die het onmogelijk maakt om zonder genade voor het goede te kiezen.
Maar in Nederland, in ieder geval in de gereformeerde gezindte, is er een probleem dat Piper in Amerika niet tegenkomt: een lijdelijkheid waarin het aanbod van genade ontbreekt, waarin de plicht om te geloven wordt ontkend, en waar de verkiezing als een belemmering voor de prediking van het Evangelie wordt gezien. Wie daarop Bijbelse antwoorden zoekt, kan beter terecht bij de Dordtse Leerregels dan bij Piper. Gereformeerde theologen als Gomarus, Voetius en Witsius spraken veel nadrukkelijker over de rol van de menselijke wil in de bekering dan dat Piper doet. Waar Piper de zelfbepaling (”self-determination”) van de menselijke wil afwijst, erkenden zij die nadrukkelijk. Piper lijkt hier meer te staan in de lijn van Jonathan Edwards, die determinist was, dan in de lijn van de gereformeerde orthodoxie, waarin de menselijke vrijheid wordt gehandhaafd. Piper omschrijft de voorzienigheid zelfs als fatalisme door een persoonlijke God.
Een tweede aandachtspunt is de rol van Gods voorzienigheid in het geloofsleven. Piper ziet de voorzienigheid als een zaak van vreugde en bemoediging, een thema dat ons meer van God laat zien. Mijn indruk is dat puriteinen als John Flavel of Samuel Rutherford, die ook over de voorzienigheid hebben geschreven, meer nadruk legden op de onbegrijpelijkheid ervan. Rutherford gebruikt het voorbeeld van een beeldhouwer: je hoort de klappen, je ziet de spaanders, het hakt erin. Maar van het eindresultaat zie je nauwelijks iets. Zo is het in dit leven ook: Gods voorzienigheid lijkt eerder op chaos dan op doelgerichtheid. Het is meer een zaak van geloven dan van waarnemen.
Voorzienigheid
Ik kom nogmaals terug op Pipers wens om alles wat hij te zeggen heeft, samen te brengen onder het gezichtspunt van Gods voorzienigheid. Dat is verhelderend. Nogal eens wordt Piper bekritiseerd als iemand die ten onrechte spreekt over christelijk hedonisme, iemand die te veel aandacht geeft aan het belang van genieten, van geluk en vreugde. Maar dergelijke kritiek wordt met dit boek onmiddellijk weerlegd. Voor Piper is niet de mens en diens vreugde de kern van het christelijk geloof, maar Gods voorzienigheid, waarmee Hij alles doelgericht en soeverein beheerst, onderhoudt en regeert.
Boekgegevens
Providence, John Piper; uitg. Crossway; 752 blz.; € 32,89