Nestlé en Cargill kunnen niet aangeklaagd worden voor slavernij
Een rechtszaak in de Verenigde Staten tegen levensmiddelenproducent Nestlé en grondstoffenhandelaar Cargill vanwege betrokkenheid bij slavernij in de cacaoteelt kan niet doorgaan. Het Amerikaanse hooggerechtshof bepaalde dat de zaak, die door voormalige kindslaven uit Mali was aangespannen, ten onrechte een beroep deed op een bepaalde wet. Daarmee liet het de vraag onbeantwoord of Amerikaanse bedrijven in algemene zin aangeklaagd kunnen worden voor mensenrechtenschendingen in het buitenland.
De voormalige kindslaven maakten gebruik van het Alien Tort Statute, een wet die het mogelijk maakt dat niet-Amerikanen in de VS in bepaalde gevallen een schadevergoeding kunnen eisen. Slavernij hoort daar dus niet bij, blijkt uit de uitspraak van het hooggerechtshof. Het Amerikaanse bedrijfsleven probeert al langer het bereik van die wet te beperken.
De voormalige kindslaven beschuldigden een Amerikaanse dochter van het Zwitserse Nestlé en Cargill ervan medeschuldig te zijn aan schendingen van de mensenrechten. Dat zouden de bedrijven hebben gedaan door cacao uit Ivoorkust in te kopen en daarbij de ogen te sluiten voor het gebruik van kindslaven door cacaoboeren. Dat deden ze volgens de aanklacht om te zorgen dat de cacaoprijs laag zou blijven.